den inhoud van de Instructie, waarin door het Militair Departe ment het volgende vermeldenswaardige was vermeld „Het behoeft den Overste Sorg niet gezegd te worden, dat „échecs somwijlen ontstaan door het zondigen: „par trop de „courage". Frontaanvallen zijn bedenkelijk, vooral met een relatieve „zwakke magt en (onderwerpelijk) zonder reserve of middelen „van redres; ze zijn daar te boven niet verantwoord, als de „sterkte, zooals meestentijds die der Chineezen en Inlanders „voor omtrekking vatbaar is, gelijk dit met de benteng teSedau „weder is gebleken". Overste Sorg deed vier verkenningen uitvoe ren, waarvan één, dank zij de medewerking van den meergenoem- den A. R. Van Prehn, die over goede terreinkennis beschikte en persoonlijk aan de verkenningen deelnam, tot resultaat had, dat men een pad vond, dat door een bosch gaande, met een bocht naar Pemangkat voerde. 2) Dit pad werd bestemd voor de verplaatsing van de hoofdco lonne, bestaande uit 2 Afrikaansche compagnieën van het Xlle Bataljon. De Marine-landingsdivisie, sterk 78 man, zou een directie actie voeren tegen de redoute en daartoe in den omtrek van den heuvel Peniemboengan landen; bekend was daarbij dat de heuvel ook bezet was. Ten slotte zou een diversie plaats hebben door een colonne bestaande uit circa 150 man hulptroepen (3e colonne). De geheele troepenmacht zou te Sambas scheep gaan en onder dekking van de Marine op 3 plaatsen debarkeeren; de hoofd colonne zou dan dadelijk pogingen aanwenden, om de buiten versterkingen op te ruimen en de redoute van uit de hoogten te vermeesteren. Te 4 v.m. op den llen September gedebarkeerd zijnde, werd de open sawah-vlakte door de hoofdcolonne te 7 v.m. bereikt en op dat tijdstip de actie tegen de buitenversterkingen begonnen. Deze actie had succes en zwaar gesteund door de artillerie, kwam de hoofdcolonne hardnekkig vechtende, om circa 8 v. m. aan den voet van het gebergte en bereikte ten slotte te ongeveer 11 v.m. uit het Z. O. de redoute, juist op het oogenblik, dat de Marine-colonne van de andere zijde den aanval op de redoute inzette. De redoute werd dan ook genomen, zij het ook na een stevig handgemeen; de zich in de redoute bevindende Chineezen hebben tot het laatste toe stand gehouden en daarbij een moed betoond, waarvoor de onzen slechts bewondering hadden. 3) 899 Zie de overdrukken uit het Tijdschrift v. Ned.-lndië van 1853 van de artikelen: „De verwikkelingen van het Ned. Ind. Gouvernement met de Chitieesche bevolking op Westelijk Borneo, toegelicht", pag. 45. Sub. 38. 2) Zie bijlage V. 3) In het officieel verslag van den Exp. Commandant staat o. m. het volgen de vermeld: „Ongeloofelijk en hardnekkig was de weerstand des vijandsen verder: „Het moet den vijand ter eere gezegd, hij heeft dappergestreden".

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1932 | | pagina 25