Toen later bleek, dat de Overste de beschikking zou krijgen over meer troepen, dan hij had aangevraagd, werd het operatie plan eenigszins gewijzigd en werd er besloten, Singkawang van 2 zijden aan te grijpen, terwijl deze plaats van zeezijde door de Marine zou worden afgesloten. De hoofdactie zou afgevoerd wor den uit het N., waartoe het 13e bataljon en het halve 7e batal jon te Boentimaij ontscheept zouden worden, terwijl het andere halve 7e bataljon later opdracht zou krijgen onder den Majoor de Brabant, Singkawang van uit zee aan te tasten, waartoe het voorloopig te Pontianak zou blijven. Ter toelichting zij nog mede gedeeld, dat de weg Singkawang-Montrado aan de N. zijde van de rivier liep. Dat de hoofdactie uit het N. plaats had, teneinde de redoute direct te kunnen aantasten is m. i. juist; bovendien bleek de actie er op gericht te zijn, aan de bezetting van de redoute onmid dellijk elke verbinding naar het binnenland te ontzeggen. De afstand Boentimaij-Singkawang (ongeveer 3'/2 geogr. mijl) werd afgelegd in 4 dagen. Er was geen weg; de bodem was kleiachtig en dicht begroeid met kreupelhout en struikenbij vloed moest tot over de knieën door het water worden gewaad. Bij Soengei Melagi moest nog een kleine versterking genomen worden en het vivrestransport moet met ontzettende moeilijkheden gepaard zijn gegaan. De gidsen schijnen den weg minder juist gewezen te hebben, waardoor het afsnijden van de communicatie van de zich in de redoute bevindende Chineezen mislukte. Deze hebben tijdig de plaats Singkawang kunnen verlaten en zonder slag of stoot kon die plaats door de exp. troepenmacht worden bezet; niettemin moesten reeds 4 officieren en 110 man schappen direct na de bezetting van Singkawang geëvacueerd worden naar Pontianak. Typisch is, dat de Overste Andresen zulks reeds bij het opzetten van de expeditie voorzien had; hij had gerekend op een verlies van een 100 man, alleen door evacuatie als gevolg van de actie in het slechte terrein N. van Singkawang. 2) De steun van de colonne De Brabant, welke Singkawang van zeezijde zou aantasten, bleek niet meer noodig te zijn geweest; die colonne werd later zonder eenige moeilijkheden aan wal gebracht. 906 De exp. troepenmacht bestond uit: het 7e bataljon Inf., het 13e bat. Inf. een comp. sappeurs en de noodige artillerie (4 drieponders, 2 houwitsers van ll'/2 duim en 4 handmortieren), terwijl de in Borneo reeds aanwe zige scheepsmacht (de Borneo en de kruisbooten) nog werden versterkt met Zr. Ms. stoomschepen Celebes en Onrust. 2)Zie Kielstra: „Bijdragen tot de geschiedenis der Wester-Afdeeling van Borneo", Deel II, pag. 18.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1932 | | pagina 32