Op 5 November had de plechtige afkondiging van het Regee-
rings-reglement plaats, werden de Chineesche Districten als Gou-
vernementsgebied ingelijfd en werd de A. R. van Montrado geïn
stalleerd.
Alleen de kongsi „Lan Fong" in Mandor overleefde den bloe-
digen oorlog van 1850 en 1854, waarmede aan alle onafhankelijk
zelfbestuur der Borneo-Chineezen een einde werd gemaakt.
1855.
In 1855 had nog een actie plaats van een detachement onder
den Kapitein Verspyck tegen het Sam-Tjam-Foei-\erbond (het ge
heim drievingeren-verbond).
De aangeslotenen bij dit verbond (zooals reeds werd vermeld,
volgens Dr. de Groot een voortzetting van het kongsiwezen) be
gonnen een guerilla en sluipmoordactie tegen de goedgezinde
Chineezen, waardoor onrust ontstond, gevolgd door uitbreiding
van het verbond.
De actie van den Kapitein Verspyck had tot resultaat de over
valling van de aangeslotenen in een loods, waarin men de geheime
vergaderingen placht te houden.
De arrestaties van enkele voormannen, de in beslagname van
vele papieren, waardoor veel geheimzinnigheid werd ontsluierd,
gaven den doodsteek aan het Sam-Tjam-Foei-Verbond.
Overal heerschte er verder rust en orde.
1884.
Vierde periode.
De opstand in Mandor.
Na de expeditie van 1854 had nog alleen de kongsi „Lan Fong"
onafhankelijk zelfbestuur behouden.
Toch had men van hoogerhand reeds de opheffing van de laatste
Chineezen-republiek overwogen en werd alleen het overlijden van
den hoogbejaarden Kapthai Lioe A Sin afgewacht.
Het bestuur moet echter, bekend zijnde met de gehechtheid der
Chineezen aan republikeinsch zelfbestuur, hebben kunnen verwach
ten, dat de opheffing der kongsi niet zonder verzet en strijd zou
kunnen tot stand komen.
Ik meen dit positief te moeten aannemen, omdat uit het bekende
werk van Dr. de Groot „Het Kongsiwezen van Borneo" wel blijkt,
dat de Schrijver tolk voor de Chineesche taal in de jaren 1880-1883
in de Wester-Afdeeling van Borneo—niet twijfelde aan een opstands
beweging; waar nu in die tijden Dr. de Groot de man was, die
het Bestuur omtrent de Chineezen had voor te lichten, neem ik
91 h
Zie bijlage VIII,