ting in de Chineesche districten met den noodigen druk geïnd en
in Loehabang zelfs met behulp van de naar het Singkawangsche
gedirigeerde fava-colonne.
Niettemin bleef toen alles rustigde Chineezen waren zich vrij
spoedig bewust van de versterking van de gezagsapparaten van
het Gouvernement in hun districten en dachten, althans voor-
loopig—niet meer aan openlijk verzet.
Het is wel van belang uit deze periode enkele feiten aan te
stippen welke de aandacht trokken bij het doorwerken van enkele
archiefstukken.
Eerstens dat omtrent het optreden van de Gewapende Politie
van bestuurszijde werd gerapporteerd dat met de Gew. Politie
niets viel aan te vangen, dat de manschappen totaal ongeschikt
waren voor het werk, i.e. het optreden bij mogelijk openlijk ver
zet van de Chineezen, en dat zij elke militaire opvoeding misten
met klem werd toen door het bestuur een beroep gedaan op de
hulp van het Leger.
Wat verder opviel was, dat de 2 groepen van Hoklo- en Hakka-
Chineezen, hoewel steeds wat in onmin met elkaar levende, veel
minder scherp tegenover elkaar stonden dan in de jaren 1850 en
dat zij dreigden samen te gaan, toen het weer ging om het af
schudden van het Nederlandsche juk.
Met het verdwijnen van de onafhankelijke, elkaar vaak bestrij
dende kongsi's, is er meer eensgezindheid gekomen ten aanzien
van het optreden tegen het Gouvernement bij de pogingen ter
verkrijging van de zelfstandigheid.
Ten slotte viel op, hoe graag de Chinees in 1912, evenals later
in 1914, zijn toevlucht zocht tot de eedsverbonden en geheime
vereenigingen, waardoor het voor den Inlichtingsdienst zeer moei
lijk was, om zijn gestes te blijven volgen het was daarom niet
te verwonderen, dat de periode 1912-1914 rustig door de Chi
neezen kon worden benut om in het geheim een actie op touw
te zetten, welke actie ten slotte geleid heeft tot de bekende rel
letjes in laatstgenoemd jaar en waarvoor wederom de noodige
Java- troepen naar de Wester- Afdeeling moesten worden gezonden.
Vijfde periode.
De relletjes van 1914.
Het was blijven broeien onder de Chineezen, ondanks de aan
wezigheid van de z. g. Java-colonne in het Singkawangsche en
de relletjes begonnen in Juli van 1914, toen de Dajakkers
van Mempawa lijdelijk verzet pleegden bij de opgedragen hee
rendiensten en het later bleek, dat de Chineezen de opruiers
waren, die korten tijd hierna zelf tot geweld overgingen.
In den nacht van 23 op 24 Juli bereikte den Resident te Pon-
tianak het alarmeerende bericht, dat in het Mempawasche verzet
Zie: bijlagen I en VIII.
918