gen om indien gij daar bang voor zijt bij de keuring Uw menschen- materiaal uit te zoeken? Voor het Nederlandsch-Indische leger kan dit heelemaal geen bezwaar zijn, waar slechts een gering aantal Europeanen in dienst is en de werving ons dat oplevert wat wij wenschen. Wat Uw opmerking aangaande de paarden betreft, mag ik en kele cijfers noemen. Aan de school te Pinerolo waren eind No vember 1931 627 paarden verdeeld als volgt: Italiaansch gefokte volbloeds 125, Ieren 98, Duitsche paarden 46, Italiaansche half bloeds van de Staatsstoeterijen 315, andere rassen (w. o. Fransche, Engelsche, Poolsche enz.) 45. Van deze paarden waren de Ieren de zwaarste, de volbloeds de meest nerveuse. Voor geen dezer paarden leverde de Italiaansche methode moeilijkheden op. Ik schrijf het gemak waarmede bijv. de volbloeds tijdens het examen bij het verrijden van een gezamenlijk hindernisparcours in de hand stonden, en de wendbaarheid en gewilligheid der Ieren bij de individueele parcoursen, uitsluitend toe aan de goedwillige gehoorzaamheid, die een essentieel onderdeel vormt van de Ita liaansche methode. S.Gij opent een paradijs voor ruiter en paard Om niet te vergeten de instructeur, die geen onwillige, klevende, doorgaande paarden, of domonhandige paardenverknoeiende ruiters meer zal kennen. P.— Dit kleine spotternijtje zij U vergeven, omdat het een kern van waarheid bevat. Inderdaad zijn doorgangers onbekend. Noch aan de school noch bij den troep zag ik ooit een paard doorgaan. Dat wil niet zeggen dat er geen paarden zijn die een harden mond hebben. Zoolang men recruten en eenvoudige ruiters heeft, zoolang zal men bij elk systeem paarden met een of ander gebrek aantreffen. Kleven komt wel voor, doch uitsluitend in den begin ne, als de recruten pas rijden en eenigen tijd in colonne op elkaar geklit gereden hebben. Een goed instructeur zal ook dat echter weten te vermijden (zie de beginselen van Caprilli). Ook zag ik wel weigerende paarden, natuurlijk, doch nimmer zag ik den bij ons zoo gevreesden harnekkigen doorganger, de klever die zich tot geen prijs van de andere paarden laat verwijderen, doch liever met ruiter en al achterover slaat, en den hardnekkigen wei geraar die niet anders dan met behulp van veel menschen, longes, zweepen enz. over de hindernis te ranselen is, (ik overdrijf wel licht lichtelijk), is daar onbekend. Ik heb de recrutenopleiding gezien bij het Regiment te Turijn, en was aanwezig toen de re cruten na de manege oefeningen voor de eerste maal bui ten op trens gingen springen. Natuurlijk was er geen sprake van een paradijs, doch de ge bruikelijke drama's bleven achterwege. De recruten waren 28 Maart onder de wapens gekomen, regen en slecht terrein beletten dat zij buiten reden voor half Mei. Op 19 Mei moest de normale opleiding worden onderbroken, omdat op 5 Juni de recruten moes- 951

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1932 | | pagina 77