I. BEVOLKING. De oorspronkelijke bevolking bestond uit Dajaks, die echter voor het grootste gedeelte reeds in de 2e helft van de 14e eeuw naar het binnenland werden teruggedrongen door kolonisten van de nabijliggende eilanden, voornamelijk Maleiers uit Djohore, Javanen en Boegineezen. Mempawa oorspronkelijk gesticht door Modjopahit, werd eerst later door toedoen van Boegineesche kolonisten een bloeiende handelsplaats en heeft zelfs Boegineesche vorstenfamilies gekend. Het vorstenhuis (van Boegineesche afkomst) werd later door Pontianakkers naar het binnenland verdrevensedert dien tijd is Mempawa zeer achteruit gegaan.. Sambas was een Maleische stichting. Verder waren reeds uit de 15e eeuw bekend Lara (het latere Bengkajang) en Montrado. In de latere eeuwen hebben Chineesche kolonisten zich in de Wester-Afdeeling van Borneo gevestigd en zich in aantal zóó uitgebreid en zoo'n macht weten te verwerven, dat tegenwoordig de Chineezen de voornaamste bevolkingsgroep vormen, waarmede in de Afdeeling Singkawang en in het Pontianaksche rekening moet worden gehouden. Bij de bespreking van deze bevolkingsgroep zal dus langer worden stilgestaan. Hoewel reeds lang te voren hier en daar gevestigd, uitsluitend met de bedoeling er tijdelijk handel te drijven, begonnen de Chineezen eerst in de 2e helft van de 18e eeuw een rol van beteekenis te spelen in de geschiedenis van de Wester-Afdeeling van Borneo. In den glorietijd van het Mempawasche rijk n.l., werden om streeks 1750 door den Panembahan (den vorst) van Mempawa proeven genomen met mijnbearbeiding door Chineezen, welke proeven slaagden en uitgebreid werden. Sambas volgde dit voorbeeld een tiental jaren later en zoo kwamen de Chineesche kolonisten als mijnarbeiders in Lara (het latere Bengkajang Montrado, een goudrijke streek trok in latere jaren vele kolo nisten, waardoor langzamerhand een 3e centrum van Chineezen ontstond. De Chineesche kolonies breidden zich uit en begonnen zich te organiseeren. Eerst werden kleine vereenigingen gevormd voor gezamenlijken mijnarbeid (z.g. Sanga'swelke sanga's zich later aansloten tot groote verbanden (Kongsi's), waardoor met ruimere middelen de noodige waterleidingen en bekkens werden aangelegd. Zie bijlage I. 882

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1932 | | pagina 8