b. Het aantal projectielen per vuurstoot.
De duur van een vuurstoot is in verband met de beweeglijkheid
van het doel over het algemeen slechts zeer beperkt, zoodat ge
streefd moet worden naar concentratie van het vuur in tijd en
ruimte; hiertoe moet zoovéél mogelijk geschut van groote vuur-
snelheid op het doel worden ingezet.
Het geschut wordt, in getrouwe navolging van de overige
artillerie, als regel samengevoegd tot batterijen van 4 stukken.
Voor bescherming van belangrijke objecten acht men, op grond
van overeenkomstige overwegingen, meestal een afdeeling van 3
batterijen noodzakelijk, welke batterijen zoodanig worden opgesteld,
dat zij op belangrijke doelen haar vuur kunnen concentreeren.
De vuursnelheid van het geschut is, zooals hiervoor behandeld,
sterk afhankelijk van gewicht en afmetingen van de patroon, dus
van kaliber en aanvangssnelheid, en voorts van de inrichting van
het geschut. Zij kan aanzienlijk worden opgevoerd door toepas
sing van doelmatige vuurwijzen.
c. De natuurlijke spreiding van het vuur.
De spreiding wordt veroorzaakt door veranderlijke fouten van
geschut en munitie, transmissie-middelen, richtmiddelen, en de
nauw hiermee samenhangende bedieningsfouten. Al deze fouten
maken, dat de projectielen van een vuurstoot over een zekere
ruimte worden verdeeld. In verband met het geringe aantal per
vuurstoot te plaatsen projectielen, en met het oog op de vereischte
vuurdichtheid, is het gewenscht, dat deze ruimte niet al te groot is.
Bij het zoeken naar middelen ter beperking van de spreiding
zal in de eerste plaats moeten worden gestreefd naar eenzelfden
graad van nauwkeurigheid van alle factoren, welke de spreiding
beïnvloedenzoolang bv. zich in een systeem deelen bevinden,
welke aan fouten van tientallen meters onderhevig zijn, heeft het
weinig zin, de nauwkeurigheid van andere deelen tot enkele meters
op te voeren.
Tevens moet het volgende worden overwogenhoe meer men
de natuurlijke spreiding van den vuurstoot verkleint, des te grooter
wordt de kans, dat het doel buiten deze spreiding zal liggen, en
des te sterker spreekt de noodzaak, de per vuurstoot te bestrijken
zone kunstmatig te vergrooten. Zoolang dus de spreiding niet aan
merkelijk grooter is dan de spreiding van het gemiddelde trefpunt,
zicht en de vuurdichtheid voldoende is, heeft het geen zin, zich
groote opofferingen te getroosten, om de spreiding te verkleinen.
Dit zal wellicht velen artilleristen als een gruwel in de ooren
klinkenmen dient echter in het oog te houden, dat het uitwer-
kingsvuur van de luchtdoelartillerie nimmer een juistheidsvuur
is, en dat het vuur, zooals bij alle volledig voorbereide, niet-
waargenomen vuren, altijd over een bepaalde ruimte moet worden
verdeeld.
965