4. HET STRAATGEVECHT.
(met 4 figuren en een foto)
door
J. A. CARPENTIER ALTING.
Eerste Luitenant der Infanterie.
Inleiding.
De vorm van verzet, zooals die zich in 1926 uitte, is nieuw
in de geschiedenis der verzetsbewegingen, h. 1.1. Uitte zich ver
zet in den regel op het platte land, veelal in afgelegen streken
en zonder politieken achtergrond, nu echter openbaart het zich
ook in de groote plaatsen, en met een politieken achtergrond.
Hetgeen overeenkomst vertoont met oproerige bewegingen in
Europeesche steden. Vandaar, dat leering trekken uit het optreden
tegen dergelijke bewegingen in Europa, daarbij in oogenschouw
genomen de bijzondere omstandigheden van land en volk, nu op
haar plaats is.
De drijfveeren tot, en de omstandigheden waaronder, een te
genwoordig verzet zich openbaart, verschillen dan ook met vroeger.
Een nieuw element in den vorm van het verzet is het begrip
„stad". Steden in hun tegenwoordigen vorm en met kwetsbare
komplexen als waterleiding, electrische centrales, gasfabrieken,
telefoonkantoren, zijn nog betrekkelijk nieuw.
De menigte zelf, heterogeen als ze is, sluit zich onder een
politiek denkbeeld aaneen. Er heeft zich in de steden dan ook
een massa gevormd, die in zekeren zin (het houden van optochten,
meetings en vormen van bonden) te vergelijken is, en zich wil
doen vergelijken, met het proletariaat in Europa.
Het doordringen tot de massa h. 1.1. van, met een ordelijke
ontwikkeling strijdende denkbeelden, gepaard gaande met een
organisatie onder eenhoofdige leiding, leidt tot een verzetsbewe
ging, die den vorm aanneemt van een goed voorbereid en geor
ganiseerd oproer.
De vorm van het verzet en de organisatie van de verzetspartij
zullen h. 1.1. in de toekomst dan ook zeer waarschijnlijk zeer
veel overeenkomst toonen, met die elders.
Vandaar, dat daartegen een macht moet worden gezet, die voor
een dergelijke taak is geschoold.
Die macht bestaat dan, in de eerste plaats uit de stads- en veld
politie, en wanneer de toestand ertoe dwingt, uit het leger.
930