1115
nieuwe protectionistische rechten ten opzichte van goederen van derde staten
(d.w.z. staten, die niet tot den kring der partijen behooren), met welke zij zijn
verbonden door handelsverdragen, tenzij deze staten door verhooging van
tariefmuren of handelsbelemmeringen ernstige schade aan de verdragsluitende
partijen toebrengen. Voorts behandelt de conventie nog talrijke aangelegen
heden, betreffende het ruilverkeer, waartoe wij meenen te mogen verwijzen
naar het artikel van Dr. Nederbragt. Opgemerkt dient nog te worden dat, terwijl
bij de tarieven ook tegenover derde staten een belofte gedaan is, zulks bij de
andere handelsbelemmeringen niet het geval is.
Schr. vermeldt dan nog, dat de conventie niet bedoelt de „meestbegunsti
ging' prijs te geven, welke de grondslag moet blijven van de internationale
handelsbetrekkingen. Zij wordt echter met reserves toegepast, omdat men
komen wil tot meestbegunstiging op beter niveautusschen de verdragstaten
(Ned. Belg. en Luxemburg) geldt zij echter onvoorwaardelijk en onbeperkt.
De vraag is nu uiteraard, wat de andere staten zullen doen, waarbij voorna
melijk de houding van de staten, met wie partijen handelsverdragen hebben,
van belang moet worden geacht. Gehoopt wordt, dat zij tot de conventie
zullen toetreden, of althans, dat zij zich niet om formeele redenen, uit hoofde
van de meestbegunstiging, tegen de inwerkingtreding tusschen de verdragsta
ten zullen verzetten. Mocht een aantal staten niet toetreden èn zich verzetten,
dan valt de conventie, als er staten bij zijn, die voor partijen in dit verband
van belang zijn, terwijl, als dit niet het geval is, eenige handelsverdragen
zouden moeten worden opgezegd. Echter verwacht schr. dat geen regeering
deze poging tot verbetering van de handelsrechterlijke relaties der volken zal
willen doen mislukken, gebaseerd als zij is op besluiten en aanbevelingen van
Genève.
H.