meting op een dezer twee wijzen alleen effect sorteert voor den dag en het uur der meting en bovendien voor de plaats waar de meting wordt verricht. Immers de declinatie der naald veran dert dagelijks en met het uur en is bovendien op elke plaats verschillend (locale attracties). De ééns in de maand door den stellingofficier verrichte controle is dus onvoldoende. Men weet dit wel, maar houdt toch gedurende de geheele maand rekening met die foutieve miswijzing, omdat het ons tot op heden ont broken heeft aan een methode om dagelijks, op ieder gewenscht uur van den dag en op elke willekeurige plaats de miswijzing van het instrument te constateeren, om de eenvoudige reden, dat alleen in het garnizoen een vaste richtbasis of meetlijn is uitge zet, welke dan alléén nog maar voor die bepaalde plaats bruik baar is. Het is veelal ondoenlijk in het terrein van actie de instrumenten te regelen (alleen als eiken dag in het terrein van actie getrianguleerde punten aanwezig zijn, zal het mogelijk zijn, maar dan nog zal veelal de tijd tot contröle ontbreken). Als voorbeeld moge het volgende dienen In het garnizoen Weltevreden werd eenige dagen voor het op meerdaagsche oefening gaan (O. I A. T. 1932) de miswijzing ge constateerd. Deze was bij zekeren boussole-hoekmeter 7 °/00. Men hield nu in het geheele terrein van actie (omgeving Kediri) daar mede eiken dag (en elk uur van den dag) rekening. Wellicht was de miswijzing daar op zekeren dag en op een bepaald tijdstip wel 28 °/00. Men begrijpt tot welke fouten in de resultaten dit aanleiding geeft. Ik heb wel eens door sommige artillerieofficieren de meening hooren uiten dat het niet noodig is het azimut der richtbasis te berekenen, aangezien onze boussole-hoekmeter zóó nauwkeurig zoude zijn, dat men kan volstaan met het uitzetten der richtbasis met behulp van de boussole in iedere gewenschte richting in het terrein. Hierbij gaat men dus van de praemisse uit, dat het instrument (i. c. de magneetnaald) volkomen betrouwbaar is, dat m. a. w. de magneetnaald steeds en overal denzelfden stand zoude innemen. Ik moet dit aan de hand van gedane proefnemingen tegenspreken. Om één er van te vermeldenA I Hw. stond op den lOden Mei j. 1. in stelling in de omgeving van JPademangan (220308) (kaartblad v. Batavia en Omstreken). De batterijen hadden een tusschenruimte van ongeveer 200 M. Het was in verband met de terreinsomstandigheden niet mogelijk voor beide batterijen een gezamenlijke richtbasis te bezigen. Bij het bepalen van de miswijzing van de boussole met behulp van de zon (op de wijze zooals hierna zal worden aangegeven) 2 Bij de „methode met slagen" is het niet noodig de miswijzing der boussole te kennen, daar men het instrument dan zuiver en alleen als hoek meter gebruikt.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1932 | | pagina 164