terreinhoekrondsel (dus h), den stand van den hoekmeter (d.i. de
hoek richtbasis zon), uur en datum van waarneming, (5 en
ten slotte den boussolestand in de richtbasis. (Dit laatste is alléén
noodig indien men de miswijzing van de boussolenaald ter plaatse
wil bepalen).
De gevonden gegevens worden nu verwerkt op het nomogram
(zie gebruiksaanwijzing, bijlage III, op de achterzijde van het no
mogram). De stellingofficier is dan binnen eenige minuten in staat
het aldus gevonden azimut der uitgezette richtbasis aan den be-
trekkelijken commandant op te geven.
Voor het geval dat de afdeeling niet werkt met één richtbasis
en elke (of één der) batterij (en) een afzonderlijke richtbasis
heeft, verricht de stellingsofficier de genoemde werkzaamheden
voor elke richtbasis opeenvolgend in de meest logische volgorde.
Vervolgens gaat hij de stellingpunten der batterijen bepalen op
één der wijzen als aangegeven in het V. T. A.
Wanneer de hier genoemde werkzaamheden beëindigd zijn, en
den stellingofficier zijn geen andere werkzaamheden opgedragen,
kan hij de resultaten, gevonden met het nomogram, toetsen aan
de berekening volgens het hiervoor genoemde formulier. Hiertoe
zoekt hij een rustig plekje uitNoodig is het uitvoeren der bere
kening echter niet, aangezien de te maken fout met het nomogram
ten hoogste 1 °/00 bedraagt.
En wanneer we de zekerheid hebben dat we het azimut onzer
richtbasis bepaald hebben met in maximum 1 °/oo f°ub dan mogen
we hoogst voldaan zijn.
Beschikt men over veel vrijen tijd, waarom zoude men dan echter
geen controle-berekening doen Hoe gemakkelijk worden er
rekenfouten op het gevechtsveld gemaaktniemand is onfeilbaar,
hoe eenvoudig het nomogram overigens ook moge zijn. De bere
kening volgens het formulier vordert ongeveer twintig minuten.
Stel nu het geval, dat de uitkomst der berekening een verschil
van 2 °/00 aangeeft met het bij het nomogram gevonden resultaat.
Welnu dan geve men door aan den betrokken commandant, bijv.
„Richtbasis le batterij 2 meer". De berekening is, zoo zij goed
is uitgevoerd, ten slotte altijd zuiverder dan het nomogram.
De werkwijze op het nomogram met behulp van één der acht
vermelde sterren is geheel gelijkluidend met het bovenstaande.
De vraag zou nu gesteld kunnen worden, waarom juist deze
acht sterren zijn gekozen. Het antwoord hierop luidtOmdat de
bedoelde sterren zeer gemakkelijk aan den hemelbol van het Zui
delijk halfrond te vinden zijn. Bovendien is de keuze dusdanig
gedaan, dat de te gebruiken sterren ongeveer gelijkelijk verdeeld
zijn over den hemelbol, zoodat men in verschillende richtingen
kan meten, waardoor de opstellingsplaats van den waarnemer
17