moedde, begaf hij zich in galop naar -f 471, waar hij op zijn beurt in de spreiding kwam en van zijn staf (kap. adj., trompetter en wielrijder) werd gescheiden. Hij kon verder slechts getuige zijn van de catastrophe en moest de onmogelijkheid erkennen, om het grootste deel van het materieel, dat aan een vernielings- vuur was blootgesteld, te redden. De Ille afd. (min 3), die achter II volgde, en zag, dat het open terrein waarin zij deboucheerde onder 's vijands art. vuur lag, wilde die gevaarlijke zone omtrekkenmaar daardoor geraakten de stukken van de 7e batterij 1 -III-18 R. A.) in het prikkeldraad. Twee kanonnen gaan onderste boven, maar ondanks het naderbij komende vuur gelukt het om de overige twee kanonnen los te krijgen en te redden. De andere batterij (2-111-18 R. A.), die het prikkeldraad heeft weten te vermijden, raakt letterlijk „van de wal in de sloot", zinkt weg in een verscholen diepe moerasplek, waar uit slechts één kanon en zes caissons kunnen worden gered. De weinige van het regiment overgebleven vuurmonden (3 van de 11e en 3 van 111e afd.) worden dan dicht bij den weg in stel ling gebracht op den rug ten Z. van FAYS-LES-VENEURS; tegen het vallen van den avond gaan deze resten op bevel van Qénéial POLINE terug op HERBEUMONT. Op blz. 1016 had ik het 20 JR. I. in zwaar gevecht achtergelaten aan den N. rand van het FORÊT DE LUCHY, tevergeefs trach tende om OCHAMPS te bezetten. Général FRA1SSE beval nu aan I, 111-11 R. I. om ter ondersteu ning van 20 R. I. voorwaarts te gaan; en juist terwijl die bataljons uit W. richting ten aanval zullen oprukken, klinkt het zware ge weervuur uit Z. en ZO. richting (zie blz. 1019). De beide bataljons van 11 R. I. zetten daarom den aanval niet in, doch worden terug genomen om het ernstige gevaar, dat op de rechterflank dreigt, te keeren. Ik kom hierop nog terug als ik den strijd aan Duitsche zijde zal belichten. Op last van Général POLINE wordt dan eerst 7 R. I. en daar na 9 R. I. (de alg. reserve) ter ondersteuning in den strijd ge worpen, doch deze twee regimenten zijn niet meer in staat om den toestand ten gunste der Fransche wapenen te wijzigenbeide lijden aanmerkelijke verliezen. Van de brigade FRAISSE (20 en 11 R. I.) redde, hetgeen nog over was, zich in ZW. richting naar BOUILLON, waar die resten nog moesten parlementeeren om in het stadje, dat door deelen van het 11 C. A. was bezet, te worden toegelaten. Aldus is de strijd van de geheele 33 divisie gevoerd zonder de ondersteuning van de artillerie. 20 R. I. verloor 66 officieren, 1363 man en het vaandel; 11 R. 1. verloor 25 officieren en 1000 man. 1021

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1932 | | pagina 29