De eenige oplossing voor déze moeilijkheid is het decentra-
seeren van de mitrailleurs, zoodanig dat zij een integreerend
bestanddeel van het bataljon Infanterie uitmaken. Aanvankelijk
zullen wellicht opleiding en oefening hieronder lijden doch er
staat tegenover dat elk officier als het ware gedwongen zal wor
den zich met de mitrailleurs te bemoeien en dat na verloop van
•enkele jaren de Infanterist (officieren, zoowel als kaderen manschap
pen) met een mitrailleur zal weten om te gaan en een idéé heeft
van zijn eigenschappen, zij het ook dat die omgang op een lager
peil zal staan dan die van het tegenwoordige (vrijwillige mi
trailleur-personeel.
Ik herinner mij als jong 2de luitenant bij een bespreking een
Korpscommandant te hebben hooren pleiten voor decentralisatie
van de toenmalige geweermitrailleurs. Zijn HoogEdelGestrenge
•drukte zich ongeveer in dezen geest uit: „Die g. m.'s moesten
■niet zoo specialistisch worden behandeld; ze moesten eenvoudig
aan den troep worden uitgegeven en zooals nü eens in de week
brandspuitexeceeren wordt gelast, moest dan b. v. tweemaal in de
week schieten met den g. m. worden gecommandeerd; het zou
dan niet zoo mooi gaan als nu en niet zoo wetenschappelijk,
maar elke man zou dan met een g. m. kunnen schieten, en op
den duur voldoende nauwkeurig." Het auditorium vatte dit op
als een goede mop en dacht er niet aan dit als ernstig gemeend
fe nemen, doch reeds 10 jaar later was het ongedachte werkelijk
heid geworden.
Ook mij komt het voor dat een desnoods aanvankelijk
op lager peil staande schietvaardigheid, moet worden verkozen
boven den tegenwoordigen toestand, waarbij een groote vervreem
ding van den troep van het voornaamste Infanterie-wapen blijvend
zal zijn en een reserve voor het mitrailleur-personeel vrijwel niet
aanwezig is. Overigens zal reeds spoedig de schietvaardigheid
(met mitrailleur) van het vrijwillige Infanterie bataljon n. m. m.
gelijk staan met die van de met militie op oorlogsterkte gebrachte
mitrailleur-compagnie.
Is die decentralisatie mogelijk? Wel, dat is een terrein dat de
'troepenofficier niet voldoende overziet, en dat dus ook aan hoo-
rgerhand moet worden overgelaten. Wij kunnen slechts mogelijk
heden aan de hand doen, die, gecombineerd en zoonoodig gewij
zigd, misschien tot een verbetering zullen leiden.
Ik zal de laatste zijn om de moeilijkheid over het hoofd te
zien dat thans slechts beroepskernen aanwezig zijn, waaromheen
•de militie de vereischte aanvulling levert en dat die kernen zoo
klein zijn dat zij voor verdeeling over de bataljons haast niet in
aanmerking komen. Doch indien het genoemd nadeel van de
mitrailleur-compagnie per regiment zoo zwaarwegend wordt aan
gevoeld als door mij moet er toch een oplossing zijn te vin-
1045