Gesteld, dat deze redeneering juist zou zijn (hetgeen zeer pro blematiek is, daar tal van andere factoren bij de vaststelling van de munitieuitrusting in het spel komen, zooals de capaciteit der munitievoertuigen, de organisatie van den A. en A., de in het achterland beschikbare munitiehoeveelheden a. a.), dan lijkt het nog niet mogelijk een conclusie te trekken. Uit het voorgaande blijkt dus, dat ons onderzoek niet de ge- wenschte resultaten heeft opgeleverd, vermoedelijk, omdat wij de overwegingen waarop de vermelde uitrustingen zijn vastgesteld, niet kennen. Volledigheidshalve noemen wij nog, dat het „Aide- Mémoire pour les travaux d'État-Major" aangeeft voor het gemid delde verbruik per „jour de feu" van den wereldoorlogvoor de 75 mm. 300 schoten en voor de 105 mm. 150 schoten, waarbij het enorme verbruik tijdens den stellingoorlog is inbegrepen. Wij blijven dus aangewezen op een schatting, welke zich op grond van het vorenstaande dient te bewegen tusschen 150 en 400 schoten voor het kaliber van 7.5 cm. en tusschen 125 en 225 schoten voor het kaliber van 10.5 cm. In aanmerking nemende a. de geringe hoeveelheid artillerie in onze Divisie. b. het feit, dat in het begin van den oorlog altijd meer munitie verschoten wordt, dan wanneer de strijd reeds eenigen tijd duurt, c. het feit, dat onze strijd vermoedelijk niet van langen duur zal zijn. d. dat onze bergartillerie in de Divisie eenzelfde taak heeft als de veldartillerie en e. dat onze houwitsers dienst moeten doen als „manusje van alles", komen wij tot de overtuiging, dat een schatting van het onder- werpelijk verbruik van300 schoten per veld- en bergkanon en 200 schoten per houwitser alleszins redelijk genoemd mag worden en nemen wij deze ge tallen ook aan als basis voor onze verdere berekeningen. Stelt men nu den reservervoorraad, zooals gezegd, op de helft van deze getallen, dan komt men tot een munitieuitrusting in onze Divisie van 450 schoten per veld- en bergkanon en 300 schoten per houwitser, waardoor het totaal aantal direct beschikbare schoten gebracht wordt op 14.400 en de verhouding tusschen de 1053 per Frankrijk Duitsch- land Engeland België Neder land N. Indië veldkanon ±280 153 of 158 200 400 ±250 336 1. veldhw. 125 140 200 225 150 165 bergkanon 156 166 136 347

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1932 | | pagina 61