had. Tijdens en vlak na den wereldoorlog werd de soldaat tot een lastdier gemaakt, dat tengevolge van de vele op en aan zijn lichaam geladen uitrustingstukken dreigde te bezwijken, althans ongeschikt maakte voor den bewegingskrijg. Ontegenzeglijk is het vraagstuk van de uitrusting van den infanterist in den mo dernen oorlog veel ingewikkelder gewordentegenwoordig kan een soldaat toch een gasmasker, een helm, pioniergereedschap en handgranaten niet meer ontberen en daar s mans draagver mogen beperkt is en zal blijven, dienen sommige der gewenschte uitrustingstukken opgeofferd te worden. Zoodra men zich in de militaire literatuur langzamerhand van den stellingoorlog ging losmaken en meer aandacht ging besteden aan den bewegingskrijg, kwam dit vraagstuk weer in de volle belangstel ling te staan. Thans neemt men vrij algemeen aan, dat de soldaat op het gevechtsveld niet meer dan 19 a 20 kg. mag dragen, wil zijn bewegingsvrijheid niet belemmerd worden. Dit gewicht ware voor onze soldaten in onze terreinen en in ons klimaat zeker niet te overschrijden. Voor ons leger is deze kwestie bestudeerd en opgelost door de „bepakkingscommissie". Zij kwam tot de resultaten vermeld op de blzn. 309 en 310 van het W.J. 1929. Hieruit volgt, dat bij ons de man op het gevechtsveld zal moeten dragen (zonder veld- zak, doch met reservemunitie en handgranaten) geweerdragende 20,578 kg waarvan 4,82 kg. munitie 23'/2o)- karabijndragende 19,890 kg., waarvan 4,82 kg. munitie 24 °/0). km. schutter 25,852 kg waarvan 2,334 kg. munitie9 °/0). km. helper 26,654 kg., waarvan7,276 kg. munitie(=27 km. handlanger 25,906 kg., waarvan 8,704kg. munitie33'/2 °/0). Deze getallen mogen aantoonen, dat de munitie een niet te verwaarloozen gewicht in de schaal legt. Het mag dus geen ver wondering baren, dat in de laatste jaren in de militaire literatuur een strooming te bemerken valt, welke den taschvoorraad van den man wil verminderen. De daardoor te bereiken gewichtsver mindering is echter betrekkelijk gering, zoodat wij dit middel om tot een lichtere uitrusting te komen, mede op grond van reeds gegeven motieven, voor ons niet aanvaardbaar achten. Over het draagvermogen van de bij ons gebruikte paarden kunnen wij kort zijn, evenals over de capaciteit der munitievoer tuigen. Deze getallen bedragen onderscheidenlijk 60 en 300 kg. nuttige last. ad c. Het aantal ingedeelde automatische wapens bij de onderdeden. Het is duidelijk, dat een compagnie met 9 km's. een kleineren dagvoorraad noodig heeft dan een cie., waarbij 18 km s zijn. ingedeeld. Laatstgenoemde cie. dient bij het strijdend gedeelte «en veel grooter aantal voertuigen of paarden mede te voeren 25

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 25