3. DE VUURLEIDING VAN DE LUCHTDOELARTILLERIE door R. A. BECK (fen E. BARETTA, Eerste Luitenants der Artillerie. A. INLEIDING. In het eerste ontwikkelingsstadium der luchtdoelartillerie wer den de schietgegevens bepaald door de noodige metingen en berekeningen bij de stukken uit te voeren. Aan deze werkwijze bleken de volgende bezwaren verbonden te zijn lo. De stukken moeten alle voorzien zijn van ingewikkelde, dus kwetsbare en kostbare instrumenten en richtmiddelen 2o. De werkzaamheden bij de stukken vereischen een zeer talrijk, speciaal daartoe opgeleid personeel 3o. De ingewikkeldheid van de bediening en van het materieel heeft vele richt-, stel- en instrument-fouten ten gevolge, waardoor de nauwkeurigheid van het vuur onvoldoende ver zekerd is 4o. De vuurleider is niet in staat, de werkzaamheden te contrö- leeren, of daarop tijdens het vuur invloed uit te oefenen. Om deze redenen is men na den wereldoorlog allerwege over gegaan tot vuurleiding-systemen, waarbij alle metingen en bere keningen in één centralen commando-post worden uitgevoerd. Hieraan is echter het bezwaar verbonden, dat het vuur geheel afhankelijk is van het goed functionneeren van de instrumenten van den centralen post en van een juiste en storingvrije over brenging van de schietgegevens naar de stukken. Dit bezwaar kan men verminderen door indeeling van doelmatige reserves voor de meest kwetsbare deelen van de centrale instrumentenen het overbrengingsysteem. Door het centraliseeren van de metingen en berekeningen is het mogelijk, alle werkzaamheden, noodig voor het bepalen van de schietgegevens, buiten de batterij te doen plaats vinden. Het opstellen van den commando-post op eenigen afstand van de batterij biedt de volgende voordeelen 44 Voor verklaring van in den tekst voorkomende, speciaal bij de lucht doelartillerie in gebruik zijnde, namen wordt verwezen naar Bijlage I

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 44