bineert met de meting van den koers door middel van een tra- ceur de route, ,,Ueberbestimmung" der gegevens kan worden verkregen. Bovendien moet het als een voordeel worden beschouwd van de lineaire-snelheidmethode, dat het hierbij in geval van ontre geling of defect geraken van instrumenten voor de snelheid meting mogelijk is, een geschatte grondsnelheid en koers in te stellen. In overeenkomstige gevallen zouden, bij toepassing van de hoeksnelheid-methode, de hoeksnelheden moeten worden ge schat, hetgeen zeer lastig is. Tenslotte wordt opgemerkt, dat de uitkomsten bij de lineaire snelheidmeting controleerbaar zijn, hetgeen niet het geval is bij het meten van hoeksnelheden. 4. Het bepalen van de ligging van de trefplaats in ver band met den vluchttijd voor dat punt. De berekening van de gegevens van de trefplaats is als regel gebaseerd op de aanname, dat het doel gedurende den vluchttijd niet van koers of snelheid verandert; meestal wordt bovendien uitgegaan van een constante doelhoogte. Daar de ligging van de trefplaats en de vluchttijd tot dat punt onderling afhankelijk zijn, worden zij bepaald volgens een procédé van opeenvolgende be naderingen, dat veelal vergeleken wordt met een hond, die zijn eigen staart achterna loopt. De vluchttijd wordt verkregen als functie van doelhoogte en lengte van de trefplaats (c.q. doelhoek van de trefplaats). Zie ook hierna onder 5. De ligging van de trefplaats wordt bepaald op één der vol gende wijzen a. algebraïsch, door de gemiddelde hoeksnelheden te vermenig vuldigen met den vluchttijd, en zoodoende den zijdelingschen en den verticalen voorloophoek te berekenendoor optelling van deze hoeken resp. bij de zijdelingsche richting en bij den doel hoek van de meetplaats, verkrijgt men zijdelingsche richting en doelhoek van de trefplaats b. geometrisch, door het product van grondsnelheid en vlucht tijd (V X T voorloop) langs mechanischen weg meetkundig op te tellen bij de gegevens van de meetplaatshierdoor ver krijgt men de lengte van de trefplaats en den zijdelingschen voor loophoek, welke laatste, opgeteld bij de zijdelingsche richting van de meetplaats, de zijdelingsche richting van de trefplaats oplevert. Indien na het bepalen van de schietgegevens een zekere bedie- ningstijd BT verstrijkt, voordat de stukken worden afgevuurd, vindt menden voorloop, door de doelsnelheid te vermenigvuldigen met den voorlooptijd T BT, instede van met den vluchttijd T. Wanneer het doel een regelmatige hoogteverandering vertoont, kan de hoogte van de trefplaats worden bepaald, door bij de 48

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 48