een ieder met deze instrumenten kan leeren meten. Dit nood
zaakt tot een strenge selectie van het personeeldaarbij komt,
dat de opleiding van de goedgekeurde manschappen moeilijk en
langdurig is en dat de geoefendheid bij onderbreking van de op
leiding gewoonlijk snel verloren gaat.
Voorts zijn aan de stereoscopische afstandmeting eenige, hier
onder genoemde, algemeene bezwaren verbonden.
Het is een bekend verschijnsel, dat—ook door goede afstand
meters soms „Ausreiszer" worden verkregen, wat bij invert-
meting niet voorkomt, daar deze laatste op de meer „tastbare"
coïncidentie van twee lijnen is gericht. Gezien echter het feit,
dat men bij de vuurleiding de hoogte bij herhaling meet, behoeft
dit bezwaar niet als zeer ernstig te worden aangerekend.
De nauwkeurigheid van stereoscopische metingen wordt, meer
dan die van coïncidentie-metingen, beïnvloed door den psychi-
schen en physieken toestand van den meetman, waarbij te denken
aan opwinding, vermoeidheid, e. d.
Ook kan men de bediening van de afstandmeters niet tevens
gebruiken voor het bedienen van monoculaire instrumenten (b. v.
invert-meters), daar gebleken is, dat dit een nadeeligen invloed
heeft op de stereoscopische vermogens van den man.
De practische resultaten van invert- en stereo-afstandmeters
schijnen elkaar niet veel te ontloopen, In Engeland en Oostenrijk
houdt men nog vast aan het eerste systeem, de meeste andere
landen, waaronder Amerika, Frankrijk, Italië, Zweden en Neder
land hebben echter voor meting op luchtdoelen de voorkeur ge
geven aan het laatste principe.
Voor wat betreft gezichtsveld, vergrooting en helderheid wordt
het volgende opgemerkt.
Het gezichtsveld moet zoo groot zijn, dat ook op de kleinere
afstanden het snel verplaatsende beeld gemakkelijk binnen den
gezichtskring kan worden gehouden.
De nauwkeurigheid van de afstandmeting is recht evenredig
met de vergrooting, zoodat, vooral met het oog op het meten van
groote afstanden, een sterke vergrooting gewenscht is. (Zie ook
onder 6.). De maximum te velde bruikbare vergrooting schijnt,
in verband met te verwachten trillingen van instrument en lucht,
te liggen bij ca. 25 X. Daar bij een gegeven objectief-opening
een n X sterkere vergrooting samengaat met een n2 X kleinere
helderheid, en met een kleiner gezichtsveld, komt men bij de
meeste afstandmeters tot 2 verschillende vergrootingen, bv. 12 X
en 24 X, of 15 X en 25 X.
54
De in de literatuur voorkomende getallen, aangevende hoeveel van de
met normale gezichtscapaciteiten begiftigde menschen tot behoorlijke stereos
copische afstandmeters kunnen worden afgericht, loopen zeer uiteen (795