richtingsperiode kort zijn. Het moeilijkste is immers het brengen in horizontaal evenwicht en dat vervalt bij U. P.— De africhting duurt een jaar. Dit is logisch als gij bedenkt dat de physieke vorming van het jonge paard niet in drie maan den geschiedt. Overhaasting zou ten koste gaan van de beenen. Wel is een voordeel van den eenvoud der Italiaansche methode dat de africhting der jonge paarden kan geschieden bij den troep, door miliciens, dus remonteberijders, depót enz. overbodig zijn. S.— Ik dank U zeer voor Uwe uiteenzettingen, zij hebben mij een algemeen inzicht gegeven in de Italiaansche methode en haar beginselen, die ik kan het niet ontkennen zeer juist zijn. Gaarne zoude ik er nog dieper op door willen gaan, doch ik begrijp dat er grenzen zijn. P.— Inderdaad is er nog zeer veel te vertellen, doch de grond principes hoop ik duidelijk genoeg uiteengezet te hebben. De Italiaansche methode is eenvoudig voor den eenvoudigen ruiter, doch biedt genoeg stof volgens dezelfde principes om een spe ciale opleiding van instructeurs noodig te doen zijn. Ook hier heerscht het rijkunstig gevoel en de tact, welke natuurlijk inden grond aanwezig moeten zijn, doch ontwikkeld moeten worden. S.— Dat begrijp ik. Ik zie ook dat de Italiaansche school niet staat tegenover de grootmeesters der rijkunst, doch dat Caprilli, alles over boord werpend wat naar Hooge School of voorberei ding daarvoor zweemde, als overbodig en schadelijk voor het Campagne-paard, in de rijkunst de reeds door Beaucher en L'Hotte voorvoelde scheidingslijn tusschen „Exterieur" en „Haute Ecole" scherp heeft getrokken, tot oneindig voordeel voor den militairen ruiter en het militaire paard. P.— Accoord Gij zult in het belang van ons leger dan ook wel instemmen met de woorden waarmede Caprilli zijn verhandelin gen over de Grondbeginselen der Compagne-school heeft besloten „Ik eindig met den vurigen ivensch, dat deze weinige denk- beelden die de vrucht zijn van een niet korte practijk, en „die de instemming verwierven van vele buitenlandsche offi cieren met wie ik gelegenheid had mij te onderhouden, in „onze Cavalerie die aandacht en dat gelooj verkrijgen, die „zij naar mijne meening verdienen, en ten slotte den grond slag worden van de militaire rijkunst, die den soldaat geleerd „moet worden". 73

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 73