ten van politiediensten is ongemotiveerd, zelfs zijn er belangrijke aanwijzingen voor het tegendeel (zeer vele gewezen militairen behooren tot de zeer gewaardeerde krachten van het politiekorps). Voorts verricht de gewone niet-geselecteerde en niet-opgeleide militair binnen het Iegerverband sinds jaar en dag in tal van streken in de Buitengewesten gewone politiediensten, terwijl over hun optreden tegenover de bevolking zelden of nooit geklaagd wordt. De uitvoering van den maatregel is overigens met zoovele waarborgen tegen de gevolgen vaneen mogelijk verkeerde menta liteit omkleed, dat zij met goed vertrouwen op een gunstig re sultaat kan worden tegemoet gezien. Nog werd van Volksraadzijde het denkbeeld geopperd om slechts de taak der preventieve politie (bewaking van 's Landskassen en kantoren, de regeling van het verkeer in drukke stadscentra, de uitoefening van de havenpolitie a. a.) door militairen te doen overnemen, waartegenover de Regeeringsgemachtigde in het licht stelde, dat er in Nederlandsch-lndië geen speciale preventieve politie bestaat. Verder betoogde evengenoemde gemachtigde, dat aan het sys teem om landsgebouwen en landskassen door militairen te doen bewaken het zeer groote en overwegende bezwaar kleeft, dat die diensten een groot aantal militairen vasthouden ook in tijden, dat zij hun legertaak zullen moeten vervullen. Waar de leger- sterkte overal op het minimum is gebracht, moet de paraatheid van het leger zoo hoog mogelijk worden gehouden en moeten zoo min mogelijk troepen aan wachtdiensten worden vastgelegd. Verschillende bezwaren tegen vervanging van veldpolitie gelden in veel grootere mate tegen vervanging van stads- en havenpo litie. Het is ook bepaald ongewenscht, dat in grootere centra van bewoning een te nauw contact zou ontstaan tusschen de bevolking en den militair en dat deze blootgesteld zou zijn aan de voort durende critiek van het groote publiek. Naar aanleiding van terzake gestelde vragen, deelde de Re geeringsgemachtigde voor Binnenlandsch Bestuur tenslotte mede, dat de Volksraad, nadat de Regeering van de voorstellen der commissie alsmede van de daaromtrent in te dienen adviezen zal hebben kennis genomen en Haar standpunt zal hebben bepaald, in de gelegenheid zal worden gesteld, zijn inzichten en eventueele wenschen nader kenbaar te maken. Dit zal vermoedelijk in de a. s. voorjaarszitting van den Volksraad plaats hebben. Daarna zal de Regeeringsbeslissing vallen. 78

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 78