zakelijk en slechts noodig in 2 gebieden nl. aan weerszijden van de Moezel (Region fortifiee de la Moselle) en van de Saar tot den O. rand der Vogezen (Region fortifiee de Ia Basse-Alsace.) Omtrent dt algemeene beginselen, welke golden bij het ontwerpen der stel lingen, vermeldt schr. het volgende. „De beschikbare bezettingstroepen zijn zwak in verhouding tot de lengten der grensstellingen. Er is weinig tijd beschikbaar voor het in staat van verde diging brengen bij mobilisatie. Men mag dus niet rekenen op het te elfder ure aanleggen van loopgraven, versperringen, enz. De versterkingen moeten op zich zelf in staat zijn den tegenstander tegen te houden. Daarvoor is o a noodig een bewapening met groote vuurkracht. i Yitu •m?m/i\rel^nlng bo"den met de mogelijkheid van overval (voorbeeld LUIK in 1914) De vredesbezetting der stellingen moet zóó sterk zijn, dat een be angrijk deel der bewapening terstond en de geheele bewapening binnen enkele uren kan worden bediend. De verdediging moet in vredestijd tot in bijzonderheden worden voorbereid teneinde tijdverlies te voorkomen. um 1!S'n vooral in het begin van een oorlog, niet dikwijls kunnen plaats hebben. Dus moeten strenge eischen worden gesteld aan de bewoonbaarheid voeding, ventilatie en verlichting. !frd V!ïn het te"eiin.in Noord-Frankrijk is mitr-vuur slechts over koiten afstand werkzaam. Het is niet doenlijk het aantal werken zoo groot te kiezen, dat een aaneengesloten front van mitr.-vuur wordt verkregen. De ST' Dm.e' mitrs bewapend, zijn beperkt tot de tactisch belangrijkste eelen. Bij het in staat van verdediging brengen van de stelling worden alsnog mitrs. m open opstellingen in het terrein tusschen de werken opgesteld. w waarde wordt gehecht aan flankeerend vuur uit licht geschut. Dit weHryam .Tlf" J ,Va" de bewapening van z. g. artilleriewerken. De rrli lnvlrtpn dat gescbut en de lengten der tusschenruimten der artilleriewerken moeten zoodanig zijn, dat iedere vuurmond niet één, doch twee opeenvolgende tusschenruimten bestrijkt. In heuvelland is van groote beteekenis het vraagstuk of men de frontlijn moet kiezen op een voorhelling, op een tegenhelling of op de kiuin van heu vels en heuvelruggen. „Is de frontlijn eenmaal vastgelegd, dan blijken dikwijls vóór die lijn heu veltoppen te liggen, welke zich leenen voor waarneming en waaraan men het bezit zoo lang mogelijk aan den aanvaller wil betwisten. Bij duurzame stel lingen worden de belangrijkste van die toppen op bescheiden schaal versterkt. Deze afzonderlijke werkjes worden slechts dan bezet en verdedigd, als vol- d°e,nde t.roe.Pen aanwezig zijn d. w. z. na voltooiing van de mobilisatie, uedurende de eerste dagen is de beschikbare troepenmacht te klein". Omtrent de bewapening wordt het volgende vermeld A. Frontaal vuur op middelbare en groote afstanden: a' £a"°n"e"| le,VfnA F6SCwkt v°or vuur onder gekromde banen, van en 10 kg Vo 675 tot 225 m/sec, projectielgewicht 8,8 b' ject^kh7381kg0;tnm' draCht 15 km> V° 635 t0t 250 pro- C' K??m T 1!° 'mm' dracht 26 km> Vo 900 m/sec, projectielge- wicht 50 kg, lengte van den loop 7,8 m. Deze vuurmonden zijn 2 aan 2 opgesteld in pantserkoepels. B. Flankeering der intervallen en vuur op kleinere afstanden: d' van ,75 mm in flankkazematten, dracht 9 km, Vo 440 tot 200 m/sec, projectielgewicht 6,3 kg; e. Bomwerpers van 150 mm., 2 aan 2 in pantserkoepels; de bestaan de bomwerpers hebben een te kleine drachtmen moet trachten te jjolg6" ee" a van 6 km- b'ï een projectielgewicht van minstens

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 98