Springpunten kunnen ook weergegeven worden, doch de S H kan vooraf niet zuiver bepaald worden. Met eenige geringe vooroefening van de ontstekers is echter veel te bereiken Een ongeveer 2,5 m- lange dunne bamboe, waarvan het dunne uiteinde gespleten en tot een plat schepmatje is aaneenge- vlochten, is daarvoor het eenig noodige voorwerp. Een man houdt de bam boe bij het dikkere einde vast met de handen flink uit elkaar, het gevlochten uiteinde schuins links of rechts voor zich uit op den grond rustende. Het kardoesje wordt op het saamgevlochten uiteinde gelegd en na aangestoken te zijn met een flinken zet omhoog geworpen door den man met de bamboe. Deze man moet even daarin geoefend worden, waarbij het kardoesje door een steen van dezelfde zwaarte vervangen moet worden. Na eenige proeven gelukt het hem al spoedig den steen tot alle gewenschte hoogten, tot 30 m. toe, rechtstandig omhoog te werpen. Nu vereischt nog het schatten van den brandtijd van de lont eenige ervaring, die spoedig is opgedaan. De man met de bamboe moet n. 1., nadat de lont van het kardoesje, op het samengevlochten einde liggende, aangestoken is, deze korter of langer laten doorbranden alvorens het kardoesje omhoog te werpen, naargelang van de door den leider opgegeven gewenschte S. H- Moet de springhoogte 30 m. zijn, dan zal hij het kardoesje vrijwel onmiddellijk na het aansteken van de lont met alle kracht moeten opwerpen. Is een S. H. van 5 m. gewenscht, dan moet hij de lont nagenoeg geheel laten opbranden alvorens het kardoesje op te werpen. Bij zoo'n geringe S. H. is het gewenscht, dat de werper het kardoesje niet rechtstandig omhoog, doch schuins omhoog en van zich af gooit om te voorkomen, dat bij eene misschatting van den brandtijd het kardoesje dicht boven zijn hoofd ontbrandt. Bij onvoldoende ervaring verdient deze wijze van werpen steeds de voorkeur. De man moet dan met den rug naar den waarnemer staan, anders ontbrandt het kardoesje niet in het vertikale waarnemingsvlak gaande door de plaats van ontbranding, waar het uiteinde van de bamboe op den grond rustte. Voor het ontsteken van de gezwinde lont van het seinkardoesje wordt een langzaam brandende lont verstrekt. Om echter veel ergenis en tijdverlies bij dat aansteken te vermijden, koope men op den passer voor enkele centen 4 kleine blikken oliepitjes, late door den smid een blikken kokertje aan den opstaanden wand van elk oliepitje soldeeren om er een stok doorheen te kunnen steken. Met nog enkele centen voor petroleum, in een afzonderlijke flesch mede te nemen (voert men de oliepitjes gevuld naar het terrein

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 31