Werd in het voorgaande de aandacht op het ruimtelijke gevestigd,
door den slag bij Cannae te noemen werd ook het tijdelijke bin
nen den gezichtskring getrokken. Het komt niet ondienstig voor
hierop mede even nader in te gaan. Hoe verder terug in de his
torie, hoe geringer de waarde van de voorbeelden wordtten slotte
kunnen zij nog slechts dienen tot staving van die beginselen uit
de oorlogvoering, welke alle eeuwen door onaangetast gebleven
z'in-
Clausewitz zegt dienaangaande in zijn Vom Kriege „Niet slechts
toch behooren verwijderde tijdvakken tot eene andere gesteldheid
van zaken, en dus tot een andere oorlogvoering, zoodat derzelver
gebeurtenissen minder leerzaam en praktisch voor ons zijn, maar
natuurlijk verliest ook de krijgsgeschiedenis, evenals alle andere
gebeurtenissen, allengs eene menigte kleine trekken en omstan
digheden, die zij in den beginne nog kon aanwijzen, verliest meer
en meer kleur en leven, evenals eene verbleekte of verduisterde
beeltenis, zoodat ten laatste nog alleen de groote massa's en
toevallig enkele trekken blijven staan, welke dan eene veel te
groote waarde bekomen.
Hoe verder men teruggaat, des te onbruikbaarder wordt de
krijgsgeschiedenis, en tevens te armer en schaarscher. Het on
bruikbaarste en schaarschte moet de krijgsgeschiedenis der oude
volken zijn.
Dit is echter geene volstrekte absoluteonbruikbaarheid zij
heeft slechts betrekking op zaken die van de kennis der nadere
omstandigheden, of van die dingen afhangen, waarin de krijg
voering veranderd is. Hoe weinig wij ook weten van het beloop
der veldslagen van de Zwitsers tegen de Oostenrijkers, Bourgon
diërs en Franschen, wij zien toch daarin voor 't eerst het over
wicht van goed voetvolk op de beste ruiterij, met de scherpste
trekken geteekend. De merkwaardige wijze waarop Rome in den
tweeden Punischen oorlog Karthago bestreed, door een aanval
in Spanje en Afrika, terwijl Hannibal in Italië nog niet overwonnen
was, kan een voorwerp van leerzame beschouwing zijn, omdat
de algemeene gesteldheid der beide legers en staten, waarop de
werking van dien zijdelingschen weerstand steunde, nog genoeg
bekend zijn.
Maar hoe verder de zaken in bijzonderheden afdalen en zich
van de meest algemeene gesteldheden verwijderen, des te minder
kunnen wij de uitstekende voorbeelden en de ondervinding van
zeer ver verwijderde tijden raadplegen, dewijl wij buiten staat
zijn, om de overeenkomstige gebeurtenissen behoorlijk te waar-
deeren, evenmin als ze op onze geheel veranderde middelen toe
te passen".
Dit laatste leidt tot de conclusie, dat „de nieuwste krijgsge
schiedenis altijd het natuurlijkste veld moet zijn voor de' keus
der voorbeelden, voor zoover dat veld namelijk genoeg bekend
en beoefend is".
167