geleiders per kar. Al deze voordeelen willen wij trachten te be
houden doch dan resten slechts twee middelen om het personeel
(c. q. het aantal voertuigen en paarden) te verminderen, nl. het
lager ramen van den dagvoorraad, en het verplaatsen van een
deel van de uitrusting van het 2e echelon (G. T. bataljon en mitr.
compagnie) naar het 3e echelon (regiment of divisie).
Aanvaardt men het beginsel van 4 karren per compagnie, dan
voert een lagere raming van den dagvoorraad k. munitie niet
tot het gewenschte resultaat, aangezien het strijdend gedeelte
reeds l'/2 dagvoorraad bevat. Hierbij zij nog opgemerkt, dat n.o.m.
de karabijnen-100 in de treinen gevoegelijk kar.-30 zouden kunnen
zijn, zoodat daarvoor geen reserve in den G.T. van het Bataljon
zou behoeven te worden medegevoerd.
Hoewel schrijver op goede gronden een verhooging van den
dagvoorraad voor den k. m. bepleit, kan daar tegenover gesteld
worden, dat andere argumenten kunnen worden aangevoerd, die de
noodzakelijkheid van deze verhooging niet zoo dringend doen
schijnen. Wij noemen de in den regel kleine gevechtsafstanden
als gevolg van de ballistische eigenschappen van het wapen en
van de eigenaardigheden van onze terreinen, waardoor de k m.
betrekkelijk korten tijd in werking zal zijn, de mindere geschikt
heid van het wapen voor voortgezet vuur 2). In verband hiermede
lijkt behoud van het getal 2200 voor de k. m. aanvaardbaar.
Het getal 7200 voor den mitrailleur ofschoon bijna het dub
bele van de Fransche uitrusting opleverende zouden wij in dit
verband, nl. op den grondslag van de in I. K V. No. 75 aange
nomen organisatie, niet willen verminderen. Of dit getal voor
onze nieuwe organisatiën, waarin de verhoudingen wel eenigszins
gewijzigd zullen zijn, dient te worden overgenomen, kan hier on
besproken blijven.
Een vluchtige berekening leert, dat uitsluitend vermindering
van de k. m. munitie geen bevredigend resultaat t. a. v. het perso
neelsvraagstuk geeft. Verplaatsing van een deel van de munitie
uitrusting van het 2e naar het 3e echelon blijft dus ook geboden.
Om de gedachte te bepalen zou de verdeeling van de k. m.-
en de mitr.-munitie kunnen zijn: 2e echelon '/4, 3e echelon 3/4
dagvoorraad. Aan k. m. munitie moet dan de G. T. van het batal
jon meevoeren 36X550 of 19.800 P. S. No. 1, waarvoor dan 2
karren bepakt als de 4e, 5e en 6e kar van blz. 36 van I. M.T.
1933 noodig zijn. Aangezien een derde kar noodig blijft (vgl. 7e
kar), waaruit overigens de k. munitie kan vervallen door het ver
dwijnen der kar.-100 bij den bataljonsstaf, is daarop nog plaats
170
De aanduidingenk.-, k.m.- en mitr.-munitie, geven aan voor welke
wapens de munitie is uitgetrokkenvoor een deel kan de uiteindelijke be
stemming in een gevecht anders blijken te zijn.
2) Ook met affuit is het vermogen van het wapen in dit opzicht beperkter
dan van wapens met een grooter patroonaanvoereenheid.