handeld, komt het ons wenschelijk voor hierop thans even voor uit te loopen. Het zal in onze terreinen veelvuldig voorkomen, dat de u. 1.- karren niet kunnen volgen en dat de munitie dier karren opge voerd moet worden door draagpaarden. Alsdan zal het in de meeste gevallen aanbeveling verdienen de karren verplaatsbaar te houden, d w. z. met 1 paard bespannen te laten. In een dergelijk geval moet door de G. T.-paarden het volgende worden verricht le. opvoer van munitie van de opstellingsplaats-karren naar het munitiedepot 2e. vervoer van nog niet uitgegeven munitie bij verplaatsing van het munitiedepot 3e. halen van nieuwe munitie op de aanvullingsplaats munitie of bij de munitiecolonne. De werkzaamheden sub le en sub 2e moeten bij de door Ka pitein van Dijken voorgestelde organisatie worden verricht door slechts 2 paarden, welke tezamen een vervoerscapaciteit bezitten van 2 X 2000 4000 patrn. Voor den opvoer van de 26.000 patrn. in den G. T. moeten zij dus 6 a 7 maal den afstand naar het munitiedepot afleggen en bovendien nog de werkzaamheden sub 2e verrichten. De „mobiele" voorraad van het 2e echelon wordt daardoor wel zeer beperkt, hetgeen door Kapitein van Dijken blijkens het slot van zijn artikel wordt aanvaard. Hoe echter, wanneer een der paarden uitvalt (men moet op het ge- vechtsveld nu eenmaal rekening houden met verliezen Wel kan een reservepaard ingeschakeld worden, doch het rendement wordt dan toch op hoogst bedenkelijke wijze verminderd. Wij achten deze vermindering tot 3 karren dan ook niet te aanvaarden. Doch er is nog meer. Voor de werkzaamheden sub 3e be schikt Kapitein van Dijken slechts over 2 karren, elk bespannen met 1 paard. Spant men beide paarden voor 1 kar, dan kan deze kar van de aanvullingsplaats munitie (munitiecolonne) in één rit slechts rond 10.000 patrn. aanvoeren. En als men daarbij bedenkt, dat de hierbij af te leggen afstand in sommige gevallen ettelijke kilometers kan bedragen, dan is het rendement hierbij n. o. m. te klein. Wij meenen, dat men het aantal munitievoertuigen bijdenG.l. niet beneden een zekere grens mag verlagen, omdat de waarde van een zoo goed mogelijk verzekerde munitieaanvulling verre uitgaat boven het uitsparen van enkele geleiders. Deze grens hebben wij na nauwgezette overwegingen voor ons vastgesteld op 5 karren, waarbij de wenschelijkheid dus zekere offers brengt aan de mogelijkheid. Alsdan zijn voor de werkzaamheden sub le en sub 2e beschikbaar 4 paarden en voor die sub 3e 2 karren. Dit lijkt ons de uiterste grens waartoe men mag gaan. Hierbij aanpassende bevelen wij thans de volgende 2 oplos singen aan 173

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 65