182
gazijn, drinkwater, een fornuis, munitienissen, een stroombron voor ven
tilatie en verlichtng en c.q. de 1. mortieren.
Het werk, z.m. op de tegenhelling geplaatst, is 25 m. breed en 12 m.
diep. Relief 3 m. Kosten 1.000.000 frcs.
Type II wordt ingericht op punten, waar flank-vuur naar twee zijden
niet mogelijk is. Het bestaat uit 2 enkele kazematten op 100 a 150 m. van
elkaar verwijderd, in oorlogstijd te verbinden door een verbindingsloopgraaf.
De tusschenruimte wordt uit elke kazemat bestreken door een 1. mitr. in pant
sering. Elke kazemat heeft een gepants. waarn. post, een 1. mtr. in pant
sering voor front-verded. en z.m. een derde gepants. 1. mitr. vnl. voor
rugvuur. Type II kost 1.600.000 frcs en krijgt een voorl. bezetting van 40
en een versterkte van 72 man.
Type III.. Als II, doch tusschen de beide kazematten in een hefkoepel
met zw. mitrs (ter betere bestrijking van de tusschenruimte) en met een
betongang tuschen de kazematten en de hefkoepel. Het werk is met
grondkabels verbonden aan het net van verbindingen van de stelling en
heeft o.m. ook een volledige keuken. Het kost 10.000.000 frcsde
voorl. bezetting telt 80 man en 1 sie tirailleurs a 40 man, de versterkte
bezetting 144 man en 1 sie tirailleurs.
Na het vermelden van bijzonderheden omtrent het in stelling brengen
van mitrs en 1. mortieren in de tusschenruimten der werken en ter bestrij
king van terreinplooien, omtrent koepelbattn, waarn. posten,
schuilplaatsen en de verdere in vredestijd te tref
fen voorzieningen komt schr. tot de vraag: vele kleine of een
kleiner aantal grootere werken.
Volgens gen. C. „zou een stelling volgens het verspreide stelsel bij een
frontbreedte van 8 km. 40 afzonderlijke werkjes moeten omvatten, ter
wijl de stelling volgens de thans aangenomen beginselen bij diezelfde
frontbreedte zou bestaan uit bv. 6 werken, nl. 1 groot en 1 klein art. werk,
2 inf. werken type II en 2 inf. werken type III.
De kosten van de 40 werken volgens het verspreide stelsel zijn ruim
40 hooger. Ook moet een grooter oppervlak land worden aangekocht,
meer wegen worden aangelegd en meer kabels ingegraven. De bezetting
is grooter, de bevelvoering moeilijker, tunnels zijn practisch niet uitvoer
baar, de eischen van bewoonbaarheid en gerief moeten lager worden gesteld,
het onderhoud is moeilijker en er zijn meer moeilijkheden te verwachten
met de verboden kringen".
Omtrent de wijze van bezetten van de stelling en de
stellingtroepen vermeldt schr. het volgende.
„De voorloopige bezetting van de beide stellingen bestaat uit eenige
„divisions de forteresse". De organisatie van deze stellingtroepen wijkt af
van die van de divisies van het veldleger. Elke divisie stellingtroepen bezet
een frontbreedte van 25 tot 30 km. Er zijn noodig in de Stelling van
LOTHARINGEN 3 of 4, in de Stelling van de NEDERELZAS 2 of 3 van
die divisies.
De voorloopige bezetting heeft tot taak het verijdelen van een overval
en het winnen van tijd om deelen van het veldleger aan te voeren.
De voorloopige bezetting schijnt overeen te komen met 1 bataljon infan
terie in voorste lijn voor maximum 5 km. frontbreedte. Per divisie zijn dan
6 bataljons in voorste lijn en 3 bataljons in reserve geplaatst.
Een bataljon in voorste lijn heeft tot taak
het uitzetten van voorposten,
het bezetten van de permanente werken,
het bedienen van mitrailleurs en lichte mortieren in de tusschenruimten der
werken,
het vormen van een kleme reserve.