Ten aanzien van de tanks waren in studie en werd geëxperi menteerd met nieuwe modellen: de tank Vickers, waarbij de bescherming werd opgeofferd aan de snelheid (20 tot 25 K M.), bewapening met een kanon (zesponder) en 3 mitrs.daarnaast de eenmanstank met uitsluitend een mitr. bewapening. In verband hiermede was de cavalerie verminderd met 30 van hare sterkte (22 regtn. inplaats van 30), terwijl ook de in fanterie iets van hare sterkte moest inboeten. Tijdens de manoeuvres traden op: 1 bataljon Vickerstanks 1 brigade inf. op vrachtauto's2 gemotoriseerde afdeelingen artillerie1 comp. auto-mitrs. Inmiddels is de motorisatie der art. nog sterk toegenomen: in 1927 zou 2/3 deel der middelbare art. gereed zijn; een begin van toepassing der motorisatie was bij de veldart. gemaakt, ter wijl de motorisatie vrijwel geheel was gereed gekomen voor de treinen. Dit wil dus zeggen, dat men de beginselen van de „rechter zijde der nieuwe school blijkbaar in toepassing ging brengen. Maar aldus Alléhautde bekende demonstratie te Cumber- ley (v°or de vertegenwoordigers der Dominions) wijst reeds op een overhellen naar de^ „linkerzijde", naar de school van Fuller! „Mais, ce qu il est légitime de retenir de la démonstration de ces* .que' representative ou non d'une tendance otticielle a la création d'une armée entièrement mécanisée, elle marque, a coup sur, une orientation de plus en plus accentuée vers l'emploi du moteur cuirassé sur le champ de bataille". Aldus in groote lijnen ongeveer de stand van het vraagstuk „Tactiek en Tank". 8 Ten aanzien van dat vraagstuk leven we ontegenzeggelijk nog in een overgangstijdperk. Twee zaken staan echter reeds vast: 1. De taktische methoden, zooals zij in de laatste fasen van den oorlog werden toegepast en zooals zij daarna in voorschrif ten en reglementen van den dadelijken naoorlogstijd werden vastgelegd, zijn verouderd. 2. Een nieuwe gevechtstactiek, de tank-gevechtstac tiek, is in wording en zal de naaste toekomst beheerschen. Every new weapon has been anathema until it became familair de Franschen hebben het tot hun durend en ongemeen bloe dig nadeel ervaren toen zij voor den wereldoorlog het vraagstuk „zware artillerie bij het veldleger" niet tot een oplossing konden of wilden brengen 8 Het moge ook voor ons leger een waarschuwing naast een aanwijzing zijn. 210 <,D Men^ teze terzake de hoofdstukken „Les budgets de la guerre" en L artillerie in de „Memoires du Maréchal Joffre".

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 18