Deze twee gevallen zullen zich in de terreinen op Java meer voordoen dan men aanvankelijk geneigd is aan te nemen, bijv. bij rivierovergangen in het lagere gebergte, waar de rivieren breede en diepe dalen hebben uitgeslepen, bij den overgang van de vlakte in het gebergte en bij pashoogten. Het weerstation, dat de richting en de sterkte van den wind op verschillende hoogten in de atmosfeer opmeet, kan dat werk natuurlijk slechts verrichten veilig achter de infanterie, dus ter hoogte van de batterijopstellingen of daar achter. Bij de batterijen in de hoogte zou de opmeting van geenerlei waarde zijn voor de projectielbaan. Is de artillerie in de laagte opgesteld, dan kan het weerstation op dezelfde hoogte als de batterijen staan of hooger opgesteld zijn (wand van een rivierdal). In het eerste geval beweegt zich het projectiel door de geheele opgemeten luchtlaag, in het tweede geval slechts door een gedeelte daarvan of ook in het geheel niet. Voor den duur van de artillerie-schietoefeningen in afwisselend terrein aan de Tjitaroem nabij Plered in April—Mei 1931 werd door den Commandant van het 1 Reg. Art. beslist, dat bij bere kende vuren in rekening zouden worden gebracht de gegevens voor den wind door het weerstation opgemeten ter halver hoogte tusschen de batterijstelling en de doelen. Deze opstelling zou in werkelijkheid nooit door het weerstation kunnen worden inge nomen, daar zij bij de voorste infanterie zou zijn. Dit besluit werd genomen in de veronderstelling, dat de luchtlagen zich evenwijdig aan het terrein verplaatsen (fig. 2) en het weerstation dan ruw genomen toch zijne opmetingen verricht over de geheele luchtlaag van de projectielbaan. Op het verkeerde van dezen grondslag en dat de factoren van den wind in bergterrein niet in rekening gebracht kunnen worden, werd door steller dezes te vergeefs gewezen in eene bijeenkomst van officieren van het regiment vóór de bovenbedoelde schiet oefeningen gehouden. Opnieuw zal getracht worden een en ander aan te toonen. Ballonvaarders, vliegeniers en zij, die vaak weerballons in alle terreinen hebben opgelaten, weten bij ondervinding, dat de lucht lagen nooit het beloop van het terrein volgen en dit slechts het geval is in heel vlak golvende en vlakke terreinen. Bij rivierdalen volgt de luchtstroom het beloop van het dal, meest al tot vrij groote hoogte er boven, ondanks de heerschende wind richting vaak in de morgenuren goed waar te nemen aan de witte wolken drijvende boven en in de rivierdalen in het gebergte. De lucht vormt over de geheele breedte van het dal, ook al is de afstand tusschen de bovenkanten van de wanden 4 of meer kms. (hoe hooger de wanden hoe breeder het dal kan zijn), soms tot enkele honderden meters daarboven een luchtkolom, die bij het volgen van het dal zich geheel gedraagt als het water in een 252

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 60