ken hoofd en hals. U vindt die sierlijke houding onnatuurlijk. Dit kan ik niet beamen. Let U eens op in welke houding een gezond paard loopt als het opgewekt door de weide draaft en galoppeert. Dan ziet U ook de achterhand meer ondergebracht en hoofd en hals sierlijk gedragen. Naar deze opgewekte gangen streven wij nu in onze africhting. Onze methode besprekend denkt U te veel aan kunstmatigheid en aan het iets afdwingen van de paarden. Niets is minder waar dan dat. In de rijlessen werden telkens opmerkingen gemaakt als „handen open, vingers los, teugels lan ger enz." Allemaal opmerkingen die wijzen op de vrijheid van. hoofd en hals. Zelfs bij het beoefenen van Hoogere Rijkunst door de Ecuyers werd het principe van de vrijheid van hoofd en hals op den voorgrond geschoven. Leest U als bewijs hiervan maar eens wat Gustav Rau in zijn boek „Die Reiterkampfe bei den Olympischen Spielen" zegt van den capitaine Wallon, den vertegenwoordiger van de Fransche rijschool op de Olympiade in 1924 en 1928. Hij zegt dan over diens verrichtingen in 1924 o.m. „capitaine Wallon, Reitlehrer der Ka- vallerieschule in Saumur gilt als einer der besten Dressurreiter Frankreichs und als einer der ausgesprochensten Trager der franzö- sischen Schule, wie sie von Saumur gelehrt wird. Ein eleganter Sitz zu Pferde laszt sicht nicht denken. Tief im Sattel mit famos placierten Beinen, zwanglos ohne jede Spur einer Steifheit, viel- mehr mit einer lassigen selbstsicheren Eleganz. Die Hande sehr tief gehalten, rechts und links vom Widerrist Er hat die Zügel hingeworfen und reitet im langen weitgrei- fenden Schritt. Dann kürzererSchritt, aber immer noch am langen Zügel." In 1928 o.m. „Der ideal sitzende und einwirkende Reiter führt die ganze Production am kaum angefaszten losen Zügal, unter vorherrschender Benutzung der Trense. Das Pferd bleibt am Zügel. Schritt mit langem Halse." Uitdrukkingen als Met ondergeschoven achterhand veerkrachtig candenseerend hooren ook bij ons thuis bij de Hoogere Rijkunst, U stelt onze manegeoefeningen belachelijk voor, door te vragen of wij in travers, renvers of schouderbinnenwaarts langs een groot gat in het terrein gaan, en of wij ons paard eerst bijbrengen bij het naderen van een galangan. Al deze oefeningen toch zijn af- richtings-middelen. Met evenveel recht kunnen wij U vragen of U eerst over de cavaletti moet gaan om een galangan te springen. Wat Uw opmerking over het gebruik van trens en stang betreft, waar U zegt, dat er bij het onderricht veel aandacht aan wordt besteed, dat de ruiter bij het rijden op trens en stang, voorna- 276

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 84