De aanhangers van een sterke art. gingen zoo ver dat zij in dat wapen niet langer een hulpwapen doch de gelijke van de inf. zagen, een tweede hoofd wapen. De voorstander van het mitrailleur-leger gaat verder en wil de hulpwapens opheffen omdat de inf. voldoende kracht in haar zelf zal vinden vanaf het oogenblik, dat zij uitsluitend met mitrs. zal zijn bewapend. Over de cavalerie spreekt de col. O. verder niet, doch hij wil haar hare mitrs. afnemen en men vraagt zich of dat wapen, beroofd van hare mitr.- vuurkracht in het moderne gevecht nog wel eenig nut kan hebben. Aan lucht vaart schijnt het mitr.-leger geen behoefte te hebben, daar het door zijn eigen bewapening veilig is tegen eiken aanval zoowel op den grond als uit de lucht. Col. O. gaat van het axioma uit, dat het Zw. leger in zijn huidige samen stelling er niet in slagen zal te concentreeren noch te mobiliseeren. En waarom Omdat het een getrouwe copie is, op verkleind formaat, van andere legers. De mitrailleur is het eenig zaligmakende gevechtsinstrument. De mitrailleur heeft gedurende den wereldkrijg zijn vuurkracht getoond, zijn groote trefkans onafhankelijk van de storende moreele invloeden van het gevechtsveld. Men vraagt zich af, geldt ditzelfde, soms in mindere doch soms ook in sterkere mate, niet voor den veldvuurmond Volgens col. O. niet; hij acht reeds sedert den Napoleontischen tijd den vuurmond „l'ornement der'armées", (onder Na poleon speelde „la manoeuvre par le feu" een belangrijken rol 1), hij acht het mitr. leger onkwetsbaar voor de art., zoolang de vuurmonden op grooten afstand zijn opgesteld, terwijl deze door hunne betrekkelijk geringe beweeg lijkheid een gemakkelijke prooi worden van de mitrs. op de kortere afstanden (dus beneden 2000 m. De vuurkracht van een mitrailleur is gelijk aan die van 250 geweren, dus een mitrailleur kan 250 man vervangen Derhalve worden de mitrailleurs, zoodra contact met den tegenstander is verkregen, in voorste lijn met 250 m. tusschenruimte opgesteld, op 250 m. daarachter volgen een 2e en '.'in m'trs. Elk baton, plaatst 2 cieën in voorste linie, de beide andere cieen blijven in reserve op een afstand varieerende tusschen 250 m. en een halve dagmarsch, alwaar de mitrs. eveneens met afstanden en tusschen- ruimten van 250 m. worden opgesteld. Deze nieuwe „tactiek" toont aan tot welke vreemdsoortige gevolgen men kan komen door een overigens onbetwistbaar goed idee het zooveel moge lijk uitbuiten van de groote vuurkracht van den mitr. te overdrijven. De op zet is zuiver defensief, hoewel het de bedoeling van col. O. is den strijd met het mitr.-leger juist aanvallend en op 's vijands grondgebied te voeren; gasge- vaar door 's vijands gasgranaten bestaat niet; en moet de strijd tegen'vecht- wagens en de hooger dan 2000 m. vliegende vliegtuigen worden aangebonden met den gewonen zw. mitr. De beide beginselen van col. O. nl. le de erkenning van de groote vuur kracht van de automatische wapenen en 2e het gevaar van het zonder meer copiëeren van hetgeen in vreemde legers als juist wordt aangenomen, zijn goed, doch de methode van col. G. ontaardt in „un coup d' épee dans l'eau", want het mitr. leger is er al: de infanterie, terwijl de geheele moderne toe passing der tactiek gebaseerd is op het gebruik van de automatische wape nen, niet echter opgesteld op 250 m. van elkaar doch aangepast aan het ter rein. De behoefte aan artillerie, pioniers, vliegtuigen, pontonniers enz. is door de toename van het aantal automatische wapenen echter niet verminderd. Organisatie. Mil. Wochenblatt. 18 ll-'32. No. 19. Mehr Infanterie! Oberstlt Dr L Rendulic. Schr. constateert dat het ondanks de toename aan kracht en aantal van de technische hulpmiddelen nog altijd de infanterie is, zoowel bij aanval als verdediging, die den strijd beslist, terwijl voor dit wapen bovendien met de grootste verliezen moet worden rekening gehouden. Desniettegenstaande is sedert den wereldoorlog de infanterie verhoudingsgewijze sterk achteruit 282

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 90