289
Mil. Wochenblatt 18 Nov. Nov. '32 No. 19. Als „teeken des tijds" nemen
wij het volgende over.
In der engl. Zeifschrift „Daily Sketch" erschien vor kurzem eine Abbildung
einer motorisierten danischen Militarkapelle. Diese besteht aus einem Autobus
mit einem Orammophon und Lautspechern nach vorn und hinten. Das Bild
zeigt ein Batl. hinter dem Autobus, an der Spitze ein berittener Offizier. Es ist
nicht ersichtlich, ob noch ein Batl. vor dem Autobus marschiert. Die Idee
ist neu und verdient Beachtung. Zunachst ist man geneigt, sie abzulehnen, da
man sich eine Truppe ohne musik in voller Uniform nicht vorstellen kann. Es
gibt aber praktische Gründe für die Annahme dieser Erfindung, Das Musik-
programm kann abwechslungsreicher gestaltet werden, das Grammophon ist
billiger, es kann ohne Unterbrechung auch auf langen Marschen spielen und
auch nach Beendigung der Marsche in den Unterkiinften und im Birvak. Die
bisherigen sehr zahlreichen Musiker können im Truppendienst verwendet wer
den. Zweifellos macht die vermehrte Motorisierung die Einführung anders
gestalteter Musikkapellen erforderlich wenn man nicht ganz auf sie verzichten
will. Enz.
Waar blijft de romantiek van de militaire muziek??
v. O.
Wehr und Waffen. Januari 1933. Het belangrijkste artikel in deze afle
vering is ongetwijfeld dat van de hand van Oberst Blümner; in een bijdrage,
getiteld „Artillerie beschieszt eigene Truppen" bespreekt schr. de oorzaken van
deze, in den afgeloopen oorlog zoo veelvuldig begane vergissingen, welke
steeds een zeer deprimeerenden en demoraliseerenden indruk op de eigen
troepen maken. Schr. stelt zich de vraag, hoe het dan toch mogelijk kon
zijn, dat de Duitsche artillerie, waarvan het hem bekend is, dat deze met zeer
groote zorgvuldigheid hare opdrachten tot uitvoering bracht, nu en dan toch
hare projectielen in de eigen linies schoot. In verschillende gevallen schijnt
echter de beschuldiging van de art. door de infanterie op zeer losse gronden
te geschieden, omdat dikwijls de vijandelijke projectielen voor die van de
eigen artillerie worden gehouden, met name in die gevallen, waarbij de eigen
linies onder flankeerend of enfileerend vuur genomen kunnen worden. (Wij
merken hierbij op dat, zooals uit de literatuur blijkt, de troepen over het al
gemeen, door welke oorzaak dan ook, zeer spoedig beseffen, wanneer door
fouten van de eigen artillerie slachtoffers vallen).
Het gaat in onderwerpelijke kwestie niet om een enkel schot, dat tenge
volge van richtfouten a. a. verkeerd valt, doch het betreft volledige vuren
van een of meer batterijen, welke als zoodanig de eigen troepen troffen. Schr.
onderscheidt hierbij in hoofdzaak drie gevallen.
Iti de eerste plaats ontstond er dikwijls groot gevaar voor de infanterie,
omdat zij dikwijls zoo dicht tot den vijand was genaderd, dat van het art.
vuur, benoodigd voor de verdere actie, ten gevolge van de normaie spreiding
de min-schoten grootendeels op de eigen linies vielen.
Niet zelden kreeg de infanterie opdracht, gedurende den nacht zoo dicht
mogelijk tot den vijand op te rukken, waarbij dan werd vergeten, de artillerie
op de hoogte te stellen van de plaatsen van de eigen troepen. Het is geen
wonder, dat in dergelijke gevallen, waarbij de artillerie uitgaat van een te
voren opgesteld vuurplan, de infanterie onder eigen vuur komt.
In de meeste gevallen echter kon gedurende den oorlog het schieten op
eigen troepen teruggebracht worden tot die gevechten, waarbij de strijd een
zeer op en neergaand karakter droeg, onder welke omstandigheden het tijdig
op de hoogte stellen van de artillerie een onmogelijkheid bleek.
Schr. vraagt zich dan af, welke middelen aangewend kunnen worden, om
de beschieting van de eigen infanterie te voorkomen. Het voorschrijven van
een bepaalden afstand, binnen welke de infanterie niet mag oprukken naar
's vijands linie, zooals o. a. in het Fr. Leger gebeurt brengt vele bezwaren
met zich. Het vaststellen van dergelijke afstanden kan bij een feilen, op en
neer gaanden strijd onmogelijk geschieden. Bovendien werkt een dergelijk