uitrusting van de van hem gevorderde lieden, beschikte deze als regel ook nog over een reserve aan wapenen, om in eenig tekort te kunnen voorzien. Wat de bewapening zelf betreft, willen wij hier even in het kort de in het Datnar Woelan-verhaal genoemde wapenen aan een beschouwing onderwerpen een volledige opsomming van de bij de Javanen in gebruik zijnde wapenen zou ons te ver voeren en vormt bovendien een studie op zich zelf. Zooals reeds eerder werd vermeld, is de kris het nationale wapen van den Javaandeze komt in verscheidenen vormen en variatie's voor, elke vorm met zijn eigen beteekenis en in overeenstemming met den rang en waardigheid van den drager. Daarnaast nam de lans of speer een zeer voorname plaats in en was te dien tijde het militaire wapen bij uitnemendheid, terwijl ook de „soem- pitan" met vergiftigde pijlen een geliefkoosd wapen van de ge- heele bevolking in den archipel uitmaakte. Zoo lezen wij in Tooneel XXV van de Lajang Damar Woelan „hij (t. w. Rangga Lawè) werd met speren en schilden aange vallen" en verder: „zij staken met speren en staken op zijn schild en vielen zelfs ook met lansen aan". Eenige regels verder vinden wij een volledige opsomming van het gebruik van de ten strijde medegevoerde wapenen„er werd gestoken, geschoten, gehouwen, gekerfd, gepijld en met werpspiezen geworpen". Hier uit volgt dus, dat men in den tijd, waarover het verhaal spreekt (ongeveer 1400 n. C.) reeds beschikte over vuurwapenen, hetgeen ook weer bevestigd wordt door den zin „als één man gebom bardeerd wordt met geweren Raffles zegt hieromtrent: „Besides these instruments of war (o. a. de hiervoren genoemde), the Javans have long been acquain ted with the use of cannon, mutkets and pistols." De pijl kwam voor onder den naam van „gendéwa, pana", de boog was onder vele namen en vormen bekend, als daar zijn „tjakra, paspati, trisula, warajang, diwal, roda, dedali". Het „hou wen" geschiedde door middel van zwaarden, die in verschillende vormen bekend staan onder den naam van „pedang, bandol, badik, golok, mentok, lamang, klewang". Ten slotte nog een enkel woord over de militaire waarde van den Javaan. Zooals reeds hiervoren werd aangeteekend, kon men aan deze strijdmacht, die a. h. w. uit den grond werd gestampt, zonder voldoende opleiding, organisatie en zonder behoorlijk ge schoolde aanvoerders, niet de eischen stellen van een gedisci plineerd leger. Daar stond echter tegenover, dat de vereering voor 309 Waar in deze studie zinsneden van Tooneel XXV van het Damar Woe lanverhaal worden aangehaald, wordt niet van de Javaansche tekst, doch van de door ons bewerkte vertaling gebruik gemaakt, welke vertaling de Ja vaansche tekst zoo nauwkeurig mogelijk weergeeft.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 13