hun heer en hoofden en de toewijding, waarmede alle klassen van de Javaansche maatschappij genegen waren zich op te offeren voor hun oude instellingen en de onafhankelijkheid van hun vorst, de troepen een belangrijke gevechtswaarde deden verkrijgen, mits zij werden aangevoerd door hun eigen hoofden. In deze oorlogen, waar het handelde om persoonlijken moed en opofferingsgezind heid, waar bovendien het menschenmateriaal schier onbeperkt kon vloeien, ging het in de eerste plaats om het beginsel, waarvoor werd gestreden en den graad van devotie, waarin de troepen voor dit beginsel geraakten. Raffles zegt van den Javaan„Of the bravery and heroism required of a soldier, some notion has been given in the account of the Javan ethics and a reference to their history for the last three centuries, will abundantly prove, that although unacquain ted with those evolutions and tactics which contribute so largely to the power of an European army, the Javans, as soldiers, have not been deficient, either in personal courage or in such military principles as might be expected from the general state of society among them, and as are well suited to the nature of the country and the weapons they are accustomed to carry." Ter illustratie moge hieronder nog een aanhaling volgen uit het „Leerboek der Militaire Aardrijkskunde en Statistiek" van J.J. Sieburgh en F. Kroon, weergevende de Nederlandsche waar deering van den Javaan als soldaat: „Hoewel de krijgsge schiedenis voorbeelden geeft van bepaalden, individueelen moed, waarachtige doodsverachting en trouw door Javanen aan den dag gelegd, zoo staan daar tegenover ook vele voorbeelden van het tegengestelde. Op grond van de ervaring mag men aannemen, dat het zeer gewenscht is, den Javaan moreelen steun te geven door het voorbeeld, met name van den Europeaan. Overigens is men het er algemeen over eens, dat de Javaan in vele opzichten een goed veldsoldaat is". In de Vle Aflevering van het Orgaan der „Vereeniging ter beoefening van de Krijgswetenschap", jaargang 1915/1916, zegt de (latere) Generaal van der Weijden: „Weten wij trouwens niet uit de geschiedenis van den Java-Oorlog, dat de Javaan heldhaftig strijden en hardnekkig zelfs tegen overmacht stand houden kan, wanneer hij weet dat het zijn belangen geldt, waarvoor hij vecht? Wij mogen toch ook niet over het hoofd zien, dat na den Atjeher de Javaan onze hardnekkigste en dapperste vijand is geweest". Uit deze uitspraken moge volgen, dat de Javaan uit de ge schiedenis, waar hij onder eigen vorsten voor uitsluitend Javaansche belangen en idealen streed, een goed soldaat was. Waren uit een militair oogpunt de legers volkomen minderwaardig, de individueele gevechtswaarde van den „pradjoerit arahan" was hoog. 310

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 14