Opmerkelijk is het, dat de teekening zoo geringe troepensterkte aangeeft op de uiteinden van de beide scharen van den kreeft. Dit waren de gedeelten, welke den zwaarsten druk op den vijand konden uitoefenen, door hem in de diepte van zijn aanvalsvorm, wellicht zelfs in den rug, te treffen. Een krachtige bezetting van deze gedeelten van de opstelling is, naar onze meening, een lo gisch uitvloeisel van de gedachte manoeuvre (volgens het Da- mar Woe/on-verhaal waren de beide omvattende vleugels elk 1000 man sterk, de sterkte van de frontgroep wordt echter niet vermeld). De in het verhaal opgegeven volgorde van aanvallend optreden is juist te achteneerst de beide vleugels, daarna de frontgroep. De frontgroep, welke voelhorens voor zich uit heeft geschoven tot een aanzienlijke sterkte en bovendien zelf het krachtigst is moet den vijand tot zich trekken en mag zelfs niet schromen' aanvankelijk eenigszins terug te gaan, wil het succes van de om vatting volkomen zijn. Is de „tang" eenmaal gesloten, dan is ook het oogenblik daar om met de sterke frontgroep krachtig aan te vallen, hierbij gesteund door het opdringen van de beide vleugel opstellingen. Te lang dralen met den aanval van de frontgroep is echter ook weer gevaarlijk, want dan loopt men het risico, dat betrekkelijk zwakke omvattende vleugels uit elkaar worden geslagen, vóórdat de frontgroep kan ingrijpen. Dit tactisch procédé, bekend onder den naam „Soepit Oerang" is zeer eenvoudig van opzet, een eigenschap overigens, welke volkomen past bij geestesgesteldheid van den Javaan. De slag orde was gegrond op den aanvalsvorm van dien tijd, namelijk: het in een dichte massa frontaal aanstormen op het doel en uit dit oogpunt bezien, kunnen wij ons voorstellen dat de toepas sing van deze slagorde successen opleverde. Het blijft echter de groote vraag, of de slagorde tegen een aanvaller, die reeds éénmaal in de val is geloopen, nog eenig effect zou sorteeren. Is deze strijdwijze den tegenstander bekend uit vroeger opgedane ervaringen, dan zal hij zich wel wachten opnieuw in de tang genomen te worden; hij zal dan óf een afwachtende houding aannemen óf op zijn beurt trachten de troepen, opgesteld in de Soepit Oerang"-slagorde te misleiden. Dit laatste kan zeer een voudig geschieden door een zwakke groep den aanval tegen het centrum te laten inzetten om daarna met het gros der troepen de beide omvattende vleugels in den rug aan te grijpen. Nog gunstiger is, indien het terrein zulks toelaat, een aanval op het centrum te ondernemen uit een onverwachte richting. Een om trekkende beweging ten opzichte van de uitgezette vleugel op stellingen van de slagorde kan de aanvaller op één der flanken van het centrum brengen, waardoor dan de groepeering der strijdkrachten in de „Soepit oerang'-slagorde uitermate ongunstig is voor het afslaan van dezen aanval. 318

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 22