3. DE MUNITIEAANVULLING BIJ DE INFANTERIE
door
J. J. MOJET,
lste Luitenant der Artillerie.
HOOFDSTUK II.
(met een schets)
(Vervolg en slot van I. M. T. 1933, No. 3, blz. 248).
Bij het opstellen van de richtlijnen, volgens welke de munitie
aanvulling zal zijn te organiseeren, dient een duidelijk begrip te
bestaan omtrent de invloedssferen, welke hierbij door de onder
scheidene commandanten worden beheerscht. Deze zijn in het
kort als volgt aan te duiden
I. De Divisiecommandant bepaalt:
a. de opstellingsplaats van de „sectie infanterie-munitie" of,
indien deze in „pelotons" gesplitst wordt opgesteld, de
opstellingsplaatsen der „pelotons";
b. het al dan niet afladen van munitie op de aanvullings
plaats inf. mun., de gebeurlijk aldaar af te laden hoeveel
heden munitie, de uren van openstelling der aanv. pl.
en het aantal af te nemen rantsoenen
c. het al dan niet ter beschikking van de regimentscom
mandanten stellen van een of meer „pelotons";
d. de wijze van aanvulling van de „sectie infanterie-munitie"
uit den munitievoorraad op het „eindstation"
e. de circuits of wegen waarlangs de munitieaanvulling tot
aan de regimenten dient te geschieden.
II. De regimentscommandant is verantwoordelijk voor een onaf
gebroken munitie-aanvulling uit de „sectie inf. mun." „peloton"
326
In het I. M. T. 1933, No. 3 zijn in ons artikel de volgende drukfouten
geslopen
1. op blz. 239, noot 2): 2e regel van boven het cijfer 12 te vervangen door 13.
4e regel van boven het cijfer 3) te vervangen door 1)
2. op blz. 241, 2e regel van beneden de ietter S te vervangen door het cijfer 3.
■1. op blz. 247, noot 2): 13e regel van beneden: vóór de getallen 3,200 een
min-teeken te plaatsen.
8e regel van benedenin de laatste kolom het getal
0,480 te doen vervallen.