der „sectie inf. mun." of van de aanv. pi. inf. mun. naar de
voorste lijn. Zijn invloed strekt zich daadwerkelijk slechts uit
tot aan de opstellingsplaatsen der Q. Tn. Daartoe bepaalt hij
a. het tijdstip waarop tot het „uitgeven van de munitie"
wordt overgegaan (dit zal in vele gevallen aan de
bataljons-commandanten moeten worden overgelaten)
b. de plaats tot waar een gebeurlijk ter beschikking gesteld
„peloton" der „sectie inf. mun." kan (moet) oprijden;
c. het al dan niet aldaar afladen van munitie
d. de opstellingsplaatsen van de G. Tn. (alleen wanneer
eenige G. Tn. bij elkaar worden opgesteld);
e. de door de bataljons (mitr. cie.) af te nemen hoeveelhe
den munitie
zoo noodig de door de G. Tn. te volgen wegen of cir
cuits voor het transport tusschen de „sectie" („peloton")
inf. mun. of aanv. pi. inf. mun. en de munitiedepots (op
stellingsplaatsen G. T.)
g. de „as van aanvulling" voor het regiment bij een beweeg
lijk gevecht.
III. De bataljonscommandant bepaalt
a. het tijdstip van het „uitgeven der munitie" (als zulks nog
niet door den regimentscommandant is geschied)
b. de plaats waar het munitiedepot van het bataljon wordt
opgericht (zoo mogelijk aan voor treinkarren berijdbare
wegen, teneinde gedragen vervoer te voorkomen)
c. indien het munitiedepot niet voor treinkarren bereikbaar
is, de opstellingsplaats van den G.T. (als de regiments
commandant dit nog niet heeft bepaald) en de hoeveel
heid naar het depot op te voeren munitie
d. de wijze van aanvulling tusschen het mun. depot en de
opstellingsplaats G. T. en van daar naar de mun. colonne
of aanv. pi. inf. mun. (dit laatste op grond van de ter zake
door den regimentscommandant gegeven bevelen);
e. de wijze van aanvulling tusschen het mun. depot en de
mun. posten der compagnieën.
IV. De compagniescommandant bepaalt
a. de plaats tot waar de munitiepaarden der cie. mogen volgen;
b. de plaats waarde munitiepost wordt opgericht en de hoe
veelheid munitie aldaar op te leggen (van de mun. paarden);
c. de wijze van aanvulling tusschen den munitiepost en de
voorste lijn.
Hieruit moge blijken, dat de regiments- en bataljonscomman
danten wel het een en ander te regelen hebben t. o.v. de muni-
327