a. Daar het wegenstelsel in het terrein van actie en (of)
de tactische omstandigheden het volgen van de munitie
karren in vele gevallen niet toelaten, dient de munitie
dier voertuigen gedeeltelijk door den man verder gedra
gen te worden en gedeeltelijk op draagpaarden geladen
te worden;
b. als beginsel gelde hierbij, dat bij de cieën. medegevoerd
wordt alles wat zich op de munitiekarren der cieën.
bevindt; hiervan kan en moet echter wanneer de om
standigheden zulks vereischen, worden afgeweken
c. het uitgeven van de munitie aan den man geschiedt als
regel volgens Bijlage (waarin een „schablone" van de
uitgifte wordt opgenomen)
d. bij het uitgeven van de munitie wordt tevens de ge
vechtsbepakking aangenomen, waarbij de veldzakken op
de munitiekarren geladen worden
e. de opstellingsplaats, dan wel de verplaatsing der karren
wordt door den bataljonscommandant bevolen.
Zooals reeds werd vermeld, is in Bijlage 2 van I. K. V. No. 75
geen personeel speciaal uitgetrokken voor de munitieaan
vulling. In het voorgaande bepleitten wij reeds enkele verbe
teringen, welke aldus samengevat onder bovenstaand hoofd
zouden kunen worden opgenomen.
a. De munitieaanvulling wordt, overeenkomstig de door de
betrokken commandanten terzake gegeven bevelen, ge
leid door officieren en gegradueerden, die hiervoor spe
ciaal zijn of worden aangewezen. Zij beschikken over
het personeel ingedeeld bij de munitievoertuigen en over
sterk geëncadreerde afdeelingen uit de regiments- of ba
taljons-reserves, welke zoo noodig te hunner beschikking
worden gesteld.
b. Personeel aangewezen voor het dragen van munitie
wordt zooveel mogelijk van hun uitrusting ontlast.
c. 1 man kan op het gevechtveld als norm worden belast
met
10 tot 14 doozen a 50 patrn. munitie of 16 tot 20 gevul
de patroonhouderbakken of 2 kisten a 450 patrn. mitr.
munitie. 2)
330
D. PERSONEN BELAST MET DE MUNITIEAANVULLING.
Zie noot 1) op blz.
2) Deze getallen zijn door ons geschatzij dienen proefondervindelijk te
worden vastgesteld.