verzwakking van het strijdend gedeelte. Elke verzwakking daarvan
dient echter zooveel mogelijk vermeden te worden en iso.i. hier
ook mogelijk, daar immers de munitiedraagpaarden van de muni
tiekarren van den G. T. hiervoor beschikbaar zijn.
Deelt men nu bovendien bij elke munitiekar nog 1 man (ongeoe
fende militie) in, dan heeft men tevens bij het bataljon een be
scheiden „munitiegroep", welke immers ook noodig is omdat de
compagnieën de munitie toegevoerd moeten krijgen en niet zelf
moeten halen. Wij komen hier straks nog op terug.
Dit neemt niet weg, dat in sommige gevallen uit de bataljons
reserve toch munitiedragers genomen zullen moeten worden, doch
dit dient tot de uitzonderingen te behooren.
Zooals wij op blz. 328 reeds opmerkten, is ook in den batal
jonsstaf een „munitieofficier" noodig. Voor hem is op het gevechts-
veld een ruime taak weggelegd. Bij hem berust de geheele lei
ding van de munitieaanvulling in het bataljon. Zijn taak omvat
o. m.het uitzoeken van een gedekte plaats voor het munitie
depot, gelegen in de nabijheid van den Co.-post van den batal
jonscommandant het (doen) verkennen van gedekte wegen naar
de munitieposten van de cieënhet (doen) verkennen van een
gedekten verbindingsweg tusschen het munitie-depot en de op
stellingsplaats G.T.het organiseeren van de verschillende trans
porten het treffen van voorbereidingen opdat bij de voorwaart-
sche beweging de munitieaanvulling direct aan het terrein kan
worden aangepast, enz.
Het lijkt ons daarom wenschelijk omtrent de taak van dezen
functionaris het een en ander in het G. V. I. op te nemen.
Compagnie.
Punt 110(4) kan gewijzigd worden, daar in onzen gedachten-
gang de cieën. reeds van den aanvang af over een eigen muni-
tievoorraad op de karren van de cieën. beschikken. Dit punt
vermeldt ook het halen van munitie bij het munitie-depot door
een patrouille, die dus genomen moet worden van de reserve
sectie. Wanneer wij nu nog in punt 110(5) lezen, dat de comman
dant van den munitiepost enkele manschappen ter beschikking
krijgt (welke ook van de reserve-sectie genomen zullen moeten
worden) en in punt 80(4), dat de sectiën de aangevraagde munitie
toegezonden krijgen door manschappen van de compagniesreserve,
dan mag men toch wel een gerechtvaardigden twijfel koesteren
over de resteerende gevechtssterkte van bedoelde reservesectie.
De patrouille van punt 110(4) hebben wij al vervangen door
aanvoer van achteren. De compagnies-commandant behoeft dus
slechts een of twee manschappen naar achteren te zenden met een
briefje, waarop vermeld staat de soort en de hoeveelheid verlangde
munitie. Deze lieden dienen dan tevens als gids voor de door
den bataljons-commandant gezonden munitiedragers (-paarden).
332