weeft het geschiedkundig gebeuren om een figuur, welke zijn
belangstelling en vereering heeft opgewekt om dan dezen persoon
op de hem zoo vertrouwde, lyrische wijze te verheerlijken.
Zoo ook hierexacte gegevens, welke voor dengene, die dit
onderwerp uit een zuiver tactisch oogpunt wil bestudeeren, van
waarde zouden zijn, geeft het verhaal niet. Wij hebben daarom
getracht uit den loop der gebeurtenissen, zooals deze in het ver
haal staan opgeteekend, ons een beeld te vormen van de wijze,
waarop in de slagorde van den kreeft werd gemanoeuvreerd en
gestreden, waarbij tevens in beschouwing werden genomen de
door Raffles aan deze slagorde gewijde aanteekeningen in zijn
„History of Java" en de toepassingen van de „Soepit Oerang"
in den fava-oorlog.
Ten slotte nog de volgende toelichting. Volgens Raffles vindt
de slagorde van den kreeft haar oorsprong in het beroemde
dichtwerk, de „Bharata Joeddha" en werd zij toegepast door Bima-
nyoe, de zoon van Ardjoena. Ter verklaring zij hier aangeteekend,
dat door Raffles wordt bedoeld de Javaansche vertolking van
het oude Kawi-gedicht Bharata Joeddha (ook wel Brata Joeda
Djarwa genoemd), waarin de strijd wordt bezongen, welke eeuwen
geleden in Noord-Indië werd gevoerd om het bezit van het rijk
en de stad Hastinapoera. Naar de voorstelling van den Javaan
is die oorlog op Java gevoerd. De toevoeging „djarwa" beteekent
uitlegging, wel te verstaan de uitlegging van het Kawi of Oud-
Javaansch, met de bijbeteekenis „verjavaanscht", zoodat het den
lezer voorkomt, alsof de geschiedenis zich afspeelt op Java. De
verjavaansching van dit dichtwerk wordt toegeschreven aan den
Pandita Poeséda, die onder de regeering van Djajabaja leefde
en werkte.
In hun tactiek en in het algemeen in hun wijze van optreden
trachtten de Javanen steeds de voorbeelden uit hun oude romancen
na te volgen. In de plannen voor hun geregelde veldslagen in de te
verrichten marschen met de legerscharen en in den persoonlijken
heldenmoed van de hoofden en aanvoerders bestond steeds een
streven tot nabootsing van de romantische voorstellingen uit hun
oude gedichten. De voorstelling van Raffles, dat de slagorde van
den kreeft zou zijn overgenomen uit één der meest geliefde epische
gedichten, is dus in dit verband volkomen te aanvaarden.
II. De wijze van samenstelling, organisatie, encadreering en
bewapening van de Javaansche troepen. De waarde
van den Javaan als soldaat.
In zijn „History of Java" heeft Raffles de bladzijden 328 t/m
334 (Eerste Deel, Tweede Uitgave, London, 1830) aan de Javaansche
militaire instellingen gewijd. Een duidelijke uiteenzetting troffen
wij hier aan over de wijze, waarop de vroegere Javaansche vorsten
305