504
bijvoorbeeld in dezen trant: „nog 3 liggende en 6 marschvaardige gewonden
bevinden zich op de R.A P. van het 2e bataljon". Men trachte, indien eenigs-
zins mogelijk te volstaan met het rechtstreeks contact tusschen de verschillen
de medische formaties, of zooals de schrijver het uitdrukt, blijft „within the
family" 1 in het algemeen verkrijgt men waardevoller inlichtingen van de
terugkeerende ziekendragers, dan van de ordonnansen via bataljons-en brigade
commandant.
Het is algemeen bekend en men houde er terdege rekening mede, dat in
oorlogstijd de brancards als sneeuw voor de zon kunnen verdwijnen. Bij de
divisie worde dus steeds op een flinke reserve aan draagbaren en ook aan
dekens gerekend.
Het registreeren van de gewonden en zieken, bij de Field Ambulance onder
behandeling gekomen, is nu eenmaal een noodzakelijk kwaad. Ook voor den
commandant der divisie is het van groot belang telkens opgaven te ontvangen
van den omvang en de soort der verliezen. Zij geven hem een indruk omtrent
den aard van het gevecht en kunnen van belang zijn voor de vraag of verster
kingen al of niet noodig zullen zijn.
Door schrijver werd het volgende systeem met succes toegepast. Bij den
ingang van elke tent of lokaal bestemd voor ontvangst van gewonden, werd
een klerk geplaatst, die steeds nummer en corps noteerde van eiken loopende
of liggende patiënt die passeerde, zoodat op elk oogenbhk het aantal aange-
komenen kon worden getotaliseerd. Bij den toegang tot de afdeeling „vervoer"
(evacuatie-tent) der formatie werd voor eiken gewonde, die binnen gebracht
wordt, een strookje ingevuld met nummer, korps en vervoerwijze van den
patiënt en dit naar den administrateur gezonden. Een cirkel op het strookje
gaf aan een liggend te vervoeren patiënt, een kruis een marschvaardige gewonde.
Ten slotte werd bij definitief verlaten van de formatie (bijvoorbeeld bij inladen
in de ziekenauto's van een evacuatie-transport) van elke verbandkaart telkens
een hoekje afgescheurd welke eveneens den administrateur werden ter hand
gesteld.
Het aantal ingevulde strookjes verminderd met het aantal afgescheurde
hoeken, geeft onmiddellijk aan hoeveel gewonden nog op afvoer liggen te
wachten. Zijn bij afdeeling „aankomst" b. v. 200 binnenkomers genoteerd en
bij den administrateur 180 strookjes ingeleverd, dan wil dat zeggen, dat 20
patiënten nog niet zijn afgehandeld dan wel tot de onvervoerbaren behooren.
Natuurlijk leiden vele wegen naar Rome en zou een andere regeling wellicht
even goede resultaten hebben afgeworpen, doch waar het den schrijver hier
om gaat, is nog eens den nadruk te leggen op de groote practische beteekenis
van een dergelijke, schijnbaar zoo onbeteekenende, organisatorische detail
regeling.
Omtrent het vraagstuk van gewondenvervoer per vliegtuig merkt schrijver
op, dat hoe gecivihseerder een landstreek is, des te beter ook het wegennet
en des te minder zal zich daar de urgentie van deze moderne evacuatiewijze
doen gevoelen. In bergachtig gebied zonder wegen, zooals b. v. Koerdistan
valt men daarentegen van het eene uiterste in het andere. Voor gewonden,
die daar niet per ezel kunnen worden geëvacueerd, komt het vliegtuig als het
eenige transportmiddel in aanmerking.
Tenslotte wordt erop gewezen, dat de meeste geneeskundige formaties in
hun definitieve samenstelling eerst in oorlogstijd worden geformeerd en dat
de alsdan daarbij ingedeelde officieren en minderen elkaar meestal persoonlijk
grootendeels onbekend zijn, alles bijeen een groote „handicap" tegenover de
meeste andere militaire eenheden, voor wie het gezamenlijk beoefenen hunner
oorlogstaak dagelijksch werk is. Een en ander vormde voor den schrijver dan
ook een aanleiding te meer om de jongere generatie van doktoren deelgenoot
te maken van de ervaringen, die door hem in de harde werkelijkheid van den
wereldoorlog werden opgedaan.
T. v. P.