Wellicht zal het in de werkelijkheid echter gemakkelijker blijken te zijn, dan wij ons nu voorstellen. Bedreigingen komen dan meer tot hun recht. Overigens komt het „binden" ook nog ter sprake bij de behan deling van ad 3e, „de manoeuvre". Zooals gezegd wordt het 2e échelon intusschen op zijn plaats gebracht. Het wordt zoo sterk mogelijk gemaakt, doch het is noodig dat de A. B. een reserve in de hand houdt (A. T. V. punt 159 (2) Deze reserve behoeft niet groot te zijn en kan dit ook niet zijn in verband met het streven het 2e échelon zoo sterk mogelijk te maken. In het hier beschouwde geval dus bijv. 2 compagnieën, desnoods 1 compagnie. Het voordeeligste is het natuurlijk, als men deze reserve kan en durft los te maken uit de troepen van het le échelon. Dus juist datgene te doen wat wij door ons „binden" den vijand o. m. trachten te beletten. Kan dit niet, bijv. doordat ook de vijand óns te sterk „bindt" dan zal men wel een deel van de andere troepen moeten nemen en dus het 2e échelon zwakker maken. Soms kan men wat van beide nemen. Deze reserve dient dan om bij succes den laatsten, doodelijken, slag toe te brengen, bij tegenspoed om te redden wat te redden valt, en in gevallen dat de naald van de weegschaal in het huisje staat, haar door te laten slaan naar onze zijde. Ik hoop met dit algemeene beeld van het verloop de bezwaren van den belangstellenden vrager op dit punt eenigszins te heb ben weggenomen, doch moet er wel op wijzen dat dit beeld geen schema is. Elk geval is anders Thans gaan wij over tot ad 2e. Ik heb zoo het idee, dat de splitsing, welke ik in zijn vraag heb aangebracht, den betrokken belangstellende reeds een heel eind op weg zal hebben geholpen met de beantwoording van dit gedeelte (Hij zie ook de brochure blz. 6 en 12 onder c). Niettemin wil ik er gaarne nog iets over zeggen. Steeds moet men er om denken dat de taken, bedoeld ad a en b van punt 149 kunnen worden omgewisseld, vooral als de aanval over een diepere strook wordt doorgezet. Om de verdeeling van de taken goed te kunnen regelen moet de betrokken batons, cdt. of cies. cdt. echter weten wat het tac tisch meest belangrijke deel van het hem aangewezen object is. In vele gevallen zal dit het zwakste punt zijn en om dat te on derkennen moet hij berichten hebben. Nu is het eigenaardig dat men steeds berichten krijgt: „ik ben vastgeloopen" of „ik kan niet vooruit", maar zelden of nooit„ik kan daar en daar nog wel vooruitkomen, daar is een zwakke plek". En toch is dat het voornaamste. Want daarop kan dan de aanval en dus de verdere verdeeling der taken worden gebaseerd. 471

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 71