2 t/m 4 als op biz. 238.
De compagniescommandant beveelt
a. als op blz. 238,
b. sectiecommandanten doen hiervan uitgevenalle mun. ransels
alle handgranaten,
c. fourier geeft de handgranaten van de 4e kar uit; krijgt hier
voor 1 k. groep van 3e sectie. Sectiecommandanten doen de
handgranaten bij de 4e kar halen door 2 man per k. brigade
(in het systeem d.V. zal het toch ook noodig zijn om den
fourier een corvee toe te voegen voor het openen van de
kisten en trommels en voor het uitgeven van den inhoud
daarvan; of hiervoor een volle groep noodig is moet de prac-
tijk leeren).
d. als op blz. 238,
e. als op blz. 238,
f. veldzakken als volgt opladen: sectiën op de le, 2e en 3e kar,
Co. groep en munitiepersoneel
op 4e kar,
overigens als op blz. 238 (Kapitein DE VEER vermeldt, dat
op een treinkar 50 a 52 veldzakken geladen kunnen worden,
hetgeen meer is dan wij veronderstelden. De sectie telt thans
met inbegrip van de 2 geleiders van de „k. m. kar" 52veld-
zakdragenden, zoodat deze kar, indien daarvoor de noodige
voorzieningen getroffen worden, alle veldzakken van de sectie
zal kunnen bevatten. Als dit inderdaad zoo is, kan het langs
de sectiën rijden van de 4e kar in ons systeem ook vervallen;
deze wijziging brengen wij dan ook gaarne aan. Punt f. op
blz. 238 krijgt dan de zoo juist vermelde redactie).
De sectiecommandant beveelt
a. als op blz. 239,
b. als op blz. 239 (in het systeem d. V. zal ook een aparte
groep hiervoor moeten worden aangewezen, want als ruim 50
man zich om de kar verdringen om munitie te ontvangen en
veldzakken op te laden, ontstaat juist de wanorde, welke zoo
graag vermeden wordt),
c. 3e (k. m.) brigade ontvangt de munitieransels en de handgra
naten,
d. vervalt,
e. 2 man van elke k. brigade gaan naar den staart der cie.,
ontvangen van den fourier de handgranaten voor hun briga
des en keeren zoo spoedig mogelijk terug de 2 man van de 2e
brigade brengen tevens 1 trommel 6 tasschen niet uitge
geven k. m. munitie van de k. m. kar naar de 4e kar (punt
e op blz. 239 dient nu i. v. m. de zoo juist genoemde wij-
487