Iedere man die uitgezonden wordt om munitie te halen, moet weten hoeveel handgranaten of doozen munitie hij moet mee brengen en dit dient hem opgegeven te worden door zijn op drachtgever, die daarbij rekening houdt met de bestaande sterkte. De munitie die overblijft wordt (blijft) geladen op de 4e kar. Mogelijke wisseling in sterkte der onderdeelen mag toch geen reden zijn om niet voor de voltallige sterkte de gedetailleerde verdeeling na te gaan Ad B. De gewichtsvermeerdering is „niet gering". In feite be draagt zij 1,3 kg., d. w. z. ongeveer 7 van de gevechtsbe pakking zonder de reservemunitie. Stellen wij hiertegenover de gewichtsvermeerdering van het personeel van de k.m. brigade, dan kan zij toch met recht wel gering genoemd worden. De gewichtsvermeerdering is „lastig". Dit is inderdaad bij de thans bestaande wijze van medevoeren waar. Is hierin geen ver andering te brengen In Holland vervoert men voor zoover ons bekend de reservemunitie in den broodzak, doch dit kan bij ons niet, daar wij een dergelijk uitrustingstuk niet kennen. Zou het niet mogelijk zijn, om aan de buitenzijde van de bestaan de patroontasschen, etuitjes van veldzakkengoed aan te brengen, elk voor 1 of 2 patroonhouders (bijv. op eiken zijkant 1, aan den voorkant 2 en op het deksel 1, of op eiken zijkant 1 voor 2 pa troonhouders en op het deksel 1 voor 1 patroonhouder), welke met een drukknoop of met een sluitknoop gesloten kunnen wor den Dit kost geld, doch bij den aanmaak van nieuwe tasschen zou er een aanvang mee gemaakt kunnen worden. Of weet wel licht iemand een betere oplossing Ad C. De uitgifte zal leiden tot „groot verlies en groote ver spilling van munitie". De ervaringen opgedaan bij de proeven, gehouden naar aan leiding van het verslag van de „bepakkingscommissie 1928" leidden tot de bepaling, dat de reservemunitie voortaan medegevoerd zal worden in twee linnen zakjes, tot de invoering waarvan naar wij meenen dan ook reeds werd besloten. Het verlies van deze munitie is dus practisch opgeheven (ook bij de hierboven door ons gedane suggestie is verlies vrijwel uitgesloten). Toegegeven moet worden, dat een verhoogde munitieuitrusting van den man een vermeerderd verbruik in de hand kan werken, doch wanneer de munitie zoodanig wordt medegevoerd dat zij voor den soldaat niet langer „lastig" is, zal de haast om zich hiervan te ontdoen aanmerkelijk bekoelen. Trouwens dit bezwaar duurt, zooals Kapitein DE VEER zelf opmerkt, slechts zoolang tot de soldaat de waarde van munitie heeft leeren beseffen en dit zal in den oorlog spoedig het geval zijn. Wij meenen de door Kapitein DE VEER opgesomde bezwaren thans tot de werkelijke proporties te hebben teruggebracht en 491

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 91