stellen nu daartegenover het groote voordeel van het minder snel optredende gebrek aan munitie in de voorste lijn. Ieder die de oorlogsliteratuur met aandacht leest, moet tot de overtuiging komen, dat de munitieaanvulling op het gevechtsveld een buitengewoon moeilijk probleem vormt en dat het een plicht van eerste orde is, al het mogelijke te beproeven om den gang van zaken hierbij te vergemakkelijken. In het uitgewerkte voorbeeld door ons gegeven in I.M.T. 1933, No. 4, doen zich oppervlakkig gezien weinig moeilijkheden voor, doch in werkelijkheid zijn de moeilijkheden vele. Neem bijv. eens het geval dat een munitiepost of -depot getroffen wordt door een vijandelijk artillerieprojectiel (welk gevaar lang niet denk beeldig is), dan loopt de munitievoorziening van de geheele com pagnie of het geheele bataljon gevaar. Onze k.m's. beschikken in eerste instantie over 1056 patrn., oogenschijnlijk een behoor lijke voorraad, welke echter bij een ernstig gevecht in enkele uren tijds verschoten kan zijnals dan ongelukkigerwijze de munitieaanvulling door 's vijands vuur verstoord wordt, kan de sectiecommandant in ons systeem altijd nog de reservemunitie van de k. brigades doen verzamelen ten behoeve van de k m. brigade, hetgeen in het systeem d V. niet mogelijk is zonder den munietievoorraad van den man ernstig in gevaar te brengen. Bovendien is de munitieaanvulling bij een beweeglijk gevecht (vertragend gevecht, voorhoedegevccht, e.d.) vrijwel onuitvoerbaar en is de troep aangewezen op den voorraad aan het lichaam. Alle voor- en nadeelen nauwkeurig tegen elkaar afwegende komen wij tot de ernstige overtuiging, dat het uitgeven van de reserve-k. munitie als regel gelijktijdig met het uitgeven van de k.m. munitie behoort te geschieden. De bepakking van de 4 munitiekarren van de compagnie zou in ons systeem ook kunnen geschieden als door Kapitein DE VEER voorgesteld. Dit zou voor ons het voordeel meebrengen, dat van de k.m. brigade slechts één in stede van twee man naar achteren gezonden behoeft te worden (voor het halen van 8 doozen munitie in plaats van 36 handgranaten), doch daartegenover staat, dat de voordeelen van de bepakkingswijze in het systeem d. V. voor ons vervallen door het handhaven van de uitgifte van de reservemunitie en dat het openen van de kisten met handgranaten bij de sectiën, wegens het ontbreken van daartoe geschikte ge reedschappen minder gemakkelijk kan geschieden dan bij de 4e kar, waar de fourier over doelmatig gereedschap kan beschikken. Schrijver wil de niet uitgegeven k. m. munitie in tasschen en patroonhouderbakken vervangen door 1 blik a 500 patrn., waar door een gewichtsbesparing van ruim 5 kg. verkregen wordt. Dit brengt echter het bezwaar met zich mede, dat alsdan op den munitiepost geen enkele gevulde patroonhouderbak aanwezig is, 492

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 92