zoodat de handlangers die daar met ledige houders aankomen,
moeten wachten totdat deze gevuld zijn, in plaats van direct
weer met gevulde houders naar hun onderdeel te kunnen terug-
keeren. De thans op den munitiepost aanwezige 54 patroon-
houderbakken vormen een kleine (o. i. zelfs te kleine) reserve-
voorraad, welke door onbruikbaar worden of verlies van deze
betrekkelijk teere artikelen, hard noodig zal blijken te zijn.
Omtrent de mogelijkheid van het vervangen van de bestaande
tasschen door tasschen van zeildoek (zie punt 5 c. van vorenstaand
artikel) durven wij terzake niet tot oordeelen bevoegd zijnde
geen gevestigd oordeel uit te spreken, doch wij vermoeden dat
de patroonhouderbakken te teer zijn om blootgesteld te worden
aan deuken of butsen, waartegen zij alleen gevrijwaard zijn in
een stevige verpakking.
De door Kapitein DE VEER gedane suggestie omtrent het
plaatsen der detonatoren (zie punt 5 a.) verdient alle aandacht.
Wij verwachten dat men zich van bevoegde zijde wel over de
mogelijkheid hiervan zal willen uitspreken. Het plaatsen door
den man is inderdaad omslachtig en tijdroovend en kan aanleiding
geven tot slordig plaatsen, waarvan gemis aan uitwerking het
gevolg kan zijn.
Betreffende het doen medevoeren der handgranaten door 1 man
per groep zouden wij willen opmerken, dat het uitgeven aan den
man kort voor het oogenblik waarop deze munitie gebruikt moet
worden, o. i. in de meeste gevallen bezwaarlijk zal zijn. Een
groep kan bij het terreinwinnen verspreid zijn over ettelijke
tientallen meters en het is dan wel zeer moeilijk om de handgranaten
over de groep te verdeelen. De bestaande draagwijze verdient
o. i. daarom de voorkeur. Zou het echter niet mogelijk zijn om
door een doelmatige voorziening aan den gasmaskerzak het
bezwaar van „slingeren en bungelen" op te heffen
Ten slotte de opmerking van Kapitein DE VEER over het me
devoeren van de kaarten (zie punt 5 b.De door ons op de 7e
(5e) kar van den bataljons- G. T. medegevoerde kaartentrommels
bevatten slechts de kaarten voor het terrein van actie. Een onder
deel dat in Oost-Java optreedt, behoeft geen kaarten van West-
Java in den G. T. bij zich te hebben deze worden vervoerd in
den B. T. Of de aangegeven gewichten absoluut juist zijn, durven
wij niet te beweren; wij putten de gegevens uit oude bescheiden.
Daar wij de kaartenverdeeling evenals Kapitein DE VEER uitge
breid zouden willen zien tot en met de brigadecommandanten,
wordt het mede te voeren gewicht te groot voor de compagnie
en dient het vervoer plaats te vinden bij het bataljon. Zij kunnen
dan na afloop van de concentratievervoeren naar behoefte worden
uitgereikt.
Zooals gebleken is, kunnen wij niet in alle opzichten meegaan
met de door Kapitein DE VEER gedane voorstellen wij stellen
493