4. DE VOLKSBEWEGING IN NEDERLANDSCH-IND1Ë,
door
L. F. WEYERMAN,
lste luitenant der Infanterie.
Inleiding.
Onder de vele onderwerpen, waarvan de kennis ons voor den
officier gewenscht lijkt, zouden wij ook de volksbeweging in
Nederlandsch-Indië willen rekenen.
Zoo lang toch de verhouding tusschen Nederland en Indië geen
wijziging ondergaan heeft, en het ziet er niet naar uit, dat een
dergelijke wijziging binnen afzienbaren tijd te verwachten is, zal
het politiek-politioneele optreden wel als eerste punt op het
legerprogramma blijven voorkomen; de militaire macht zal in deze
verhouding in de handen der Regeering blijven de stok achter
de deur, die te voorschijn komt, wanneer het bestuursorgaan, de
politie, een mogelijk verzet niet langer kan beheerschen.
Gaan wij voor Java na, waaruit dit verzet zal bestaan, dan ligt
het vermoeden, dat politieke agitatie er aan ten grondslag zal
liggen, voor de hand; meermalen toch kwam hier reeds een
dergelijk verzet voor en de houding der extreme volksmenners
doet het er niet naar uit zien, dat pogingen tot revolutie voor goed
tot het verleden behooren.
In dit verband is het voor de militaire leiders gewenscht, dat
zij zich een beeld kunnen vormen van de stroomingen onder de
Inheemsche bevolking, dat zij weten, wat het doel is der volks
beweging, wie de leiders zijn en welke middelen deze leiders
toepassen om tot dat doel te geraken. Hoewel een meer uitgebreide
studie ter zake alleszins de moeite zou loonen, omdat in de
eerste plaats zij onze algemeene ontwikkeling ten goede zou
komen en in de tweede plaats zij ons op de hoogte zou brengen
van de belangrijke vraagstukken van onzen tijd, vreezen wij, dat
die studie in het algemeen te veel tijd zou eischen; wij zullen
ons hebben te beperken tot het allerbelangrijkste op dit gebied.
Dit voor oogen houdende hebben wij getracht een overzicht
samen te stellen van de ontwikkeling der volksbeweging, den
huidigen stand ervan, enkele belangrijke onderwerpen, die door de
leiders op de openbare vergaderingen besproken worden, alsmede
het standpunt van het Legerbestuur tegenover het verenigings
wezen.
542