Inlandsche samenleving was ingesteld op een gesloten producten huishouding, men verbouwde niet meer dan men voor het eigen bestaan noodig had, aan uitvoerproducten werd niet gedacht. Een opleving van handel en scheepvaart en daardoor een vooruitgang van de financiën werd dus niet bereikt. Waar juist in het begin der 19de eeuw door het uitbreken van den Java-oorlog, het voortdurend met verlies werken der inmid dels opgerichte Nederlandsche Handelmaatschappij, den veldtocht tegen België, de toestand der Nederlandsche financiën zeer veel te wenschen overliet, spreekt het vanzelf, dat omgezien werd naar middelen om de baten te vergrooten. De Q. Q. van den Bosch meende een middel te vinden in het cultuurstelsel, waarbij de bevolking 1/5 van haar grond zou afstaan en zulk een gedeelte van haar tijd als noodig was, om dit gedeelte te bebouwen met de cultuurproducten, die de Regeering zou voorschrijven. Bovendien waren nog eenige milde bepalingen vastgesteld, waaraan men zich in de practijk echter niet hield. Een maand na de invoering van het stelsel werd 1/5 gewijzigd in 1/3, in werkelijkheid werd aan de bevolking ongeveer de helft van haar gronden ontnomen. Op deze wijze ten uitvoer gebracht heeft het cultuurstelsel Nederland inderdaad schatten opgeleverdmen hoeft er evenwel niet aan té twijfelen dat dit alles ten koste van den Inlander ging. Voor de ontwikkeling der Inheemsche bevolking werd niets ge daan, zendelingen, die onderwijs wilden geven, werden tegen gewerkt. Toch zou het nog tot ongeveer 1850 duren alvorens de gevol gen van het cultuurstelsel voor Nederland duidelijk werden. In dien tijd begonnen schrijvers als Van Hoevell, Multatuli en Van der Wijck hun actie tegen de gedwongen cultures en de batige sloten-politiekThorbecke pleitte in de Staten-Generaal voor een wijziging onzer koloniale politiek. Sindsdien is in die politiek een groote ommekeer gekomen de Regeering toonde die het eerst in de Troonrede van 1901, toen Zij daarin verklaarde, dat Nederland als Christelijke mogend heid tegenover Indië een zedelijke roeping had te vervullen en dat naar de mindere welvaart der Inlandsche bevolking een onder zoek moest worden ingesteld. De ethische politiek, die aan het begin dezer eeuw haar intrede deed, bracht den Westerling in nauw contact met den Inlander; de ziekelijke overdrijving ervan, door sommigen ten toon gesteld, deed den Oosterling een anderen indruk van den Hollander krijgengewoon zijnde tegen hem op te zien, merkte hij dat de Westerling thans alle mogelijke moeite deed om zich op een lijn met hem te stellen. In de oogen van het volk was dit een vreemd verschijnsel, noch van den vreemdeling, noch van hun eigen hoofden hadden zij ooit iets dergelijks on dervonden en het is de vraag of zij deze neerbuigendheid in een 545

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 43