Wij meenen aangetoond te hebben hoe de suggestibiliteit van
het individu en daarmede van de massa in ongunstigen zin wordt
beïnvloed door de genoemde factoren. Wij meenen te hebben
geïllustreerd met voorvallen uit de krijgsgeschiedenis hoe deze
verhoogde suggestibiliteit door vaak onbeteekenende voorvallen
aanleiding kan geven tot een massa-hallucinatie, welke tot een der
grootste rampen voor de troepen te velde kan leiden de paniek.
Daarom verdient het aanbeveling alle voorschriften, welke betrek
king hebben op de hier besproken oorlogshandelingen uit een
ruimer gezichtshoek te bezien. Men herleze en overdenke de be
trekkelijke hoofdstukken van het A. T. V. in den geest van de
hierboven gegeven beschouwingen. Eerst wanneer een ieder
overtuigd zal zijn van het groote risico, dat hij op zich laadt
door het verwaarloozen van de voorgeschreven aanwijzingen, zal
het voorschrift meer „levend" worden en zal men zich hoeden
voor het „overnemen" van den troep en voor nalatigheid inzake
verpleging, verzorging en wat dies meer zij.
Wat de tweede groep betreft, waarvan de diepere oorzaken niet
kunnen worden vastgesteld, staan wij voor een moeilijker probleem.
Men krijgt bij het lezen van deze voorvallen het gevoel, dat men
er machteloos tegenover staat. Toch kan onzes inziens ook ten op
zichte van deze panieken nog wel een woord van opwekking
worden gesproken en eenige wenken ter voorkoming en ter be
teugeling worden gegeven.
Waar de oorzaken dus onbekend zijn, zal men zich hebben te
richten tot de aanleiding. Zooals uit de voorbeelden mag blijken,
is het als regel öf een schot, dat tot de (vuur)paniek aanleiding
heeft gegeven, dan wel een plotselinge schrik (verrassing), waar
voor zoowel mensch als dier zeer gevoelig zijn. Bovendien mag
niet uit het oog worden verloren, dat de meeste gevallen zich
hebben afgespeeld in het begin van den oorlog, dus bij ten deele
nog ongetrainde en niet-beproefde troepen.
Onzekerheid van den eigen toestand was vaak de ongenoemde
diepere oorzaak van de zenuwachtige spanning, welke ten slotte
tot de paniek leidde. Hier komt duidelijk naar voren, hoe de
verkenning, niet alleen als tactische handeling maar zeker ook als
preventief werkend middel voor het behoud van het moreel een
belangrijke rol speelt. Klaar en duidelijk staat thans voor oogen,
dat niet slechts het treffen van veiligheidsmaatregelen de noodige
rust aan de troepen kan brengen, doch dat slechts de wetenschap,
dat de leiding voortdurend zich beijvert, klaarheid in den toestand
te brengen, een groot gevoel van zekerheid en rust doet ont
staan.
Maar ook de bekendheid met den toestand, is zoowel voor aan
voerders als voor de troepen van groote geestelijke waarde. Ware
dit het geval geweest, de panieken, genoemd in de voorbeelden
8 en 10, hadden niet behoeven plaats te vinden. Dus naast de
616