behoeve van de te verwachten divisie en niet ten behoeve van genoemd detachement. Het verkenningsdetachement zal de daartoe noodzakelijke vrij heid van beweging eerst hebben, indien bedoeld detachement over eigen lichte troepen beschikt. Evenzoo blijft in dit geval de behoefte van de divisie aan eigen cavalerie voor de rechtstreeksche beveiliging onverminderd van kracht. Dat in het geval, behandeld in de „Toegepaste studie op het gebied van tactiek en stafdienst" bij de achter het detache ment Pasoeroean oprukkende divisie geen behoefte bestond aan een afzonderlijk verkennings- en (of) beveiligingsorgaan, wordt door mij betwist. Immers de tot de divisie behoorende cavalerie en wielrijdeis krijgen wel degelijk als opdracht de beveiliging in front van die divisie, niettegenstaande aan het detachement Pasoeroean een half-regiment cavalerie en een compagnie wielrij ders was toegevoegd. Deze bevonden zich evenwel te ver vooruit om voor de directe beveiliging te kunnen zorgen. Summa summarum meen ik de organisatie van alle lichte troepen in één verband te moeten ontraden. Het is niet goed te oefenen met een sterkte, die in werkelijk heid nooit bereikt zal worden. Men komt er dan zoo licht toe het artikel van luitenant Mojet versterkt mij in die meening ook in oorlogstijd dingen te vragen, die dan boven de kracht van de beschikbare troepenmacht gaan. Luitenant Mojet bepleit indeeling van de ook door hem ge- wenschte 6 k.m's van het eskadron in een afzonderlijk peloton, in tegenstelling tot indeeling bij de pelotons, zooals ik had aange geven. Ook hij echter wenscht de k. m. secties in de practijk over de pelotons te verdeelen. Welk nut de indeeling in een speciaal k. m. peloton dan heeft, ontgaat mij. Het argument, dat centralisatie voor de vredesopleiding ge- wenscht is, vind ik niet sterk. Integendeel acht ik juist voor die opleiding indeeling van de k. m. sectie bij het peloton cavalerie gewenschtdie sectie hoort daar een integreerend deel van uit te maken, zij mag niet langer als een buitenissig iets beschouwd worden. Wat een sectiecommandant bij de infanterie kan, zal een pelo tonscommandant van de cavalerie toch ook wel kunnen en anders wordt het hoog tijd, dat hij het leert. Indien de door mij voorgestelde uitbreiding van het eskadron cavalerie met 8 man en 8 paarden onmogelijk blijkt, doch een ver- Juister lijkt mij de term k. m. groep, in tegenstelling tot de karabijngroe- pen of ruitergroepen. 629

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 31