Als van alle bescheiden inzage is genomen, hetgeen meestal door
de leden vóór de commissiezitting gebeurt, moet de beslissing vallen.
Dat kan soms eenvoudig zijn, maar soms ook heel ingewikkeld.
Eenvoudig is het, wanneer men weliswaar een gebrek vindt,
voorkomend in kolom I van het keuringsreglement, maar waarvan
men toch mag aannemen, dat het binnen twee jaar niet meer
bestaat, terwijl de officier wel in staat wordt geacht om aan alle
garnizoensdiensten deel te nemen, doch alleen tijdelijk niet in
staat is de vermoeienissen van den velddienst te doorstaan.
De officier wordt „tijdelijk ongeschikt verklaard voor den dienst
te velde" en de commissiezitting is afgeloopen.
Anders wordt het, wanneer de commissie tot de conclusie komt,
dat een verlof naar Europa het eenige middel is om den patiënt
er weer bovenop te helpen.
Dan zit men al direct midden in de moeilijkheden.
Behoefde de commissie alleen maar te verklaren, dat zij een
verlof naar Europa noodzakelijk achtte, dan was het geval al even
eenvoudig als het voorgaande, waarbij de officier tijdelijk onge
schikt werd verklaard voor den dienst te velde.
Doch de zaak is thans ingewikkelder, want wordt een verlof
naar Europa noodzakelijk geacht, dan moet de commissie in het
af te geven certificaat tevens mededeelen, of zij de ziekte of het
gebrek, waarvoor een verlof noodig wordt geacht, beschouwt al
of niet te zijn ontstaan in en door den dienst.
Men vraagt zich onwillekeurig af, wat is de beteekenis van
de uitspraak der geneeskundige commissie hieromtrent.
Is de bedoeling daarvan alleen om te kennen te geven, of naar
het oordeel der commissie al of niet oorzakelijk verband bestaat
tusschen een dienstverrichting en het gebrek of de ziekte, dus zuiver
een medische uitspraak, of moet die uitspraak van veel uitgebreider
beteekenis worden geachtheeft de commissie alleen de medische
zijde te beschouwen, bestaat haar taak dus alleen in het vormen
van een oordeel over een al of niet causaal verband tusschen
dienstverrichting en ziekte of gebrek, of heeft zij zulk een aan
gelegenheid in haar vollen omvang in beschouwing te nemen en moet
zij zich tevens een oordeel vormen of een eventueel geval al of
met ontstaan is in en door den dienst in den zin van de daar
omtrent bestaande administratieve bepalingen. Om het nog met
andere woorden te zeggen moet zij zich naast het oordeel over
de medische zijde van het geval, bovendien nog een oordeel
vormen over de niet-medische zijde.
N. o. m. het laatste, dus een oordeel over den medischen en
den niet-medischen kant, een oordeel dus over de aangelegenheid
in haar geheelen omvang.
En wel om de volgende redenen
le. In de algemeene order 1921 No. 86 zijn de bij gouvernements
besluit vastgestelde voorschriften tot toepassing van het Indisch
645